gouden koets detail slaaf

Coffy, Quasje en Jeboa

Al in de 18de eeuw kwamen Surinamers naar Amsterdam. Sommigen werden als slaven door hun meesters mee op reis genomen. Ook vrijgelaten zwarten kwamen naar Amsterdam.

slaaf op koningsplein

De slaaf Coffy bijvoorbeeld was in 1736 vrijgelaten omdat hij een zieke gouverneur goed had verzorgd.
Hij kwam naar Amsterdam om daar bij de Sociëteit, het feitelijk bestuur van Suriname, voor vrijlating van zijn broer te pleiten.
Met succes: zijn broer Quasje werd ook vrijgelaten.
Het is niet bekend of het om dezelfde Quasje gaat die in 1765 werd veroordeeld omdat hij illegaal buskruit aan de bosnegers had verstrekt.
Deze werd verbannen naar Amsterdam.
Na twee jaar mocht hij weer terug.
De bosneger Jeboa heeft zich in Amsterdam wel vermaakt.
Toen zijn stam, de Aucaner bosnegers, in 1760 vrede sloot met de kolonisten moest zij een aantal gijzelaars meegeven.
Jeboa, de zoon van stamhoofd Jakje, was één van hen.
Hij werd door de kerkeraad van Paramaribo naar Amsterdam gestuurd voor zijn opvoeding.
Het Amsterdamse stadsweeshuis weigerde hem onder te brengen, dus kwam hij terecht in particuliere kosthuizen.
Van zijn studie kwam niet veel terecht.
Hij raakte aan de drank en verspilde al zijn geld.
Na een klacht van zijn voogden werd hij teruggestuurd naar Suriname.
Daar bleek dat hij in het vrije westen toch nog wel iets had opgestoken: de notie van vrijheid.
Hij begon strijd te voeren tegen slavernij.

oosterpark slavernij monument oosterpark slavernij monument