achtergracht 1968

Nimfen op de Achtergracht

Aan de Achtergracht bij de Amstel staan dertien oude pakhuizen. Hoe die daar zo gekomen zijn?

Luister!
Lang geleden had een schuitenvoerder hier ligplaats voor zijn boten.
Op zekere morgen liep hij naar zijn steiger en zag tot zijn verbazing, dat zijn schuiten kris-kras door elkaar lagen en los ronddreven.
"Wie was er 's nachts met zijn boten bezig geweest", vroeg de man zich af.
Hij dacht dat het wel kwajongens geweest zouden zijn en bromde in zijn baard 'die weergase sloebers'.
De schuiten werden weer vastgelegd, maar tot grote ontsteltenis van onze schuitenbaas was het de volgende morgen hetzelfde liedje.
achtergracht naar amstel 1890 "Daar moet ik het mijne van hebben" dacht hij en de volgende nacht verschool hij zich in de buurt en lette nauwkeurig op of er iets zou gebeuren. Een stevige stok hield hij in zijn knuisten gekneld.
De onverlaten die het op zijn boten voorzien hadden konden op een warme ontvangst rekenen.

Zacht kabbelde het water en lieflijk bescheen de volle maan de slapende stad.
Door niets werd de rust verstoord en de schuitenbaas had moeite zijn ogen open te houden.
Daar klonken in de verte de 12 slagen van het middernachtelijk uur en zie, plotseling waren de schuiten bevolkt met spooknimfen die de touwen losgooiden en zich opmaakten om te gaan spelevaren op de Amstel.
Verstijfd van schrik keek de schuitenvoerder toe, maar dan sprong hij op 'verdikkeme, nimfen of spoken of wat het dan zijn mochten, ze hadden van zijn boten af te blijven'.
Hij rende naar de wallekant, maar alsof ze opgelost waren in de lucht, weg waren de nimfen, behalve één die hij aan de slip van haar sluier te pakken kreeg.

Geschrokken staarde hij naar het wezen dat hij vasthield en vroeg zich af wat hij daarmee beginnen moest.
Ja, wat moet je nu eigenlijk met een gevangen nimf doen?
Ze zag er erg lief uit die nimf en toen zij, natuurlijk met een zilveren nimfenstemmetje, om genade vroeg en een heel schip met goudstukken beloofde als de schipper haar losliet zei hij "nou ga dan maar".
Promt kreeg hij daarop z'n schuit met gouden rijders!
Voor het goud liet hij 13 pakhuizen bouwen en noemde 12 daarvan naar de maanden van het jaar en het 13de werd de Zon genoemd.

De nimfen zag hij nimmer terug; wellicht hadden zij hun uitstapje wel wat duur gevonden.