wijde gang

De Wijde Gang

In 1911 beschreef de Amsterdamse schrijver Is.Querido, die de situatie in de Jordaan uit eigen ervaring kende, de Wijde Gang als volgt:

'In deze kronkel waren nog meer dan honderd mensen, gezinnen met kroost, bijeengekropen, vergaand in eigen nooit beredderd vuil.
Voor de donkerende, kelderachtige verzinksels en ramen-schemer krioelden haveloze kinderen in huiverige kleurverdroeving van hun sjofel lompenvuil.
Een walgelijke broeiing van armoestank wasemde uit de volgemorste goten op naar de bovenbewoners, voor en achter, die over hun droogstokken en armelijke bloempotjes, de vensters uithingen, het drukke ganggeleef van geburen de ganse dag met bemoeizucht en in nieuwsgierigheidziekte, beloerend en behekelend.
Van de loodrechte of mal-smalle wenteltrappen, vol ingedroogd smeer, as en eetvuil, zonder deur en optrektouw, holden al meer morsige kinderen aan, als een vieze, ontredderde zwerm bijeenkruipend in spel, met hun vaalkleurige mengeling van rottende lijflompen, schreeuwend en hun schelle stemmen lawaaiend door de gang.

willemsstraat 1853

Op de zoetig stinkende verdroogd zanderige grond, dampten en broeiden hoopjes neergeworpen klieken.
Haring- en bokkingkoppen, visgraten, as en groenteafval rotten dooreen, werden nu en dan alleen omgewoeld door grabbelende kinderen of hongerige honden.
In deze zieke darmgang van de Willemsstraat, kropen door ieder krot, melaatsheid en mensenbeschimmeling een slijmerige weg van walgelijke vervuiling af.
Er klonk in dit afzichtelijk hol, overbevolkt, waar de schepsels elkaars zure adem opzogen en op elkaars tronies leefden, op ieder uur van de dag en de avond, hees gereutel van afgematte dronkaards; gehuil, gejammer en geschreeuw van geranselde, verwaarloosde of spelende kinderen; woedegekrijs van gekrenkte, vechtlustige vrouwen, die elkaar de haarspelden over het gezicht scheurden.'