Naam: Bolwerk Reguliers
Adres: Weteringschans
Bouwjaar: ca.1661
Opdracht: Gemeente Amsterdam
Het bolwerk Reguliers uit de Vierde Uitleg is vernoemd naar de ligging nabij de Reguliersgracht, die op zijn beurt is vernoemd naar een klooster. Dit klooster, gesticht in 1395 en afgebrand
in 1532, stond buiten de toenmalige stadspoort, op de plek waar nu de Utrechtsestraat en de Keizersgracht elkaar kruisen.
Bij een storm in 1794 werd het bolwerk zwaar beschadigd, waarbij een deel van het metselwerk in de gracht belandde. De bouwvallige schildmuur werd in 1796 vlak boven het waterpeil in de
stadsgracht gesloopt, waarna het achterliggende wallichaam werd vergraven tot een talud van 45 graden.
Op het bolwerk komt zoals gebruikelijk weer een molen te staan. Hier is dat de molen De Hoop.
De eerste korenmolen De Hoop is getekend als een grondzeiler nabij bolwerk Sloten en de Leidsegracht. De molen komt nog niet voor op een kaart van Joan Blaeu uit 1649, maar op een herdrukte kaart
uit 1657 van Balthasar Florisz. van Berckerode is ze wel te herkennen. De molen moest in 1661 worden verplaatst vanwege de stadsuitbreiding met de Vierde Uitleg.
De verplaatsing was 1,3 km naar het zuidoosten en het daar opgerichte bolwerk Reguliers. Opvallend is dat na de verplaatsing op het bolwerk een standerdmolen wordt getekend, een type molen
dat eenvoudig en snel was af te breken en ook weer gemakkelijk op te bouwen, dit in tegenstelling tot grondzeilers. Deze tweede molen De Hoop heeft als bouwjaar 1661 en is waarschijnlijk in
1698 vervangen door een stellingmolen.
Deze derde korenmolen De Hoop werd in 1720 opgevolgd door een stenen bovenkruier, welke in 1868 wordt afgebroken voor uitbreiding van de naastgelegen Hollandsche Gaz Compagnie.
Natuurlijk gebeuren er ook met deze molen weer ongelukken. Zo lezen we in de Amsterdamse Courant van 25 juli 1789: ‘AMSTERDAM den 24 July. Gister avond, omtrent 10 uren, ontstond alhier
„Brand in de Kooren-Molen DE HOOP, aan 't einde van de Reguliersgragt, op de Schans; de uitbarsting was zeer hevig, doch door de spoedig aangebragte hulp is alles, Goddank!, zonder verdere
ongelukken afgeloopen.’
Vanaf 1765 is ook te achterhalen wie molenaar en/of eigenaar was van de molen. In dat jaar zijn dat Jacobus Claasz. van Ommeren voor de helft en Dirk Hogeboom en Jan Poort elk voor een kwart.
In 1802 wordt J.H.Heyntze als molenbaas vermeld. Het is niet duidelijk of hij alleen eigenaar is.
1806 Hendrik Schouten, Pieter Fruythoff en A. Verheul zijn in 1806 gezamenlijk eigenaar.
In 1820 zijn alleen Hendrik Schouten en Pieter Fruythoff over.
In 1832 worden Pieter Fruythoff en de Wed. Hendrik Schouten opgevoerd als eigenaren.
In niet verder gespecificeerde jaren zien we eigenaren die door vererving in het bezit van (een deel van) de molen zijn gekomen zoals Christoffel Fruythoff en de Wed. Wilhelmus Johs. Schouten,
opgevolgd door Wed.W.J.Schouten en Albertus Wassenaar en vervolgens Albertus Wassenaar samen met Ceurt Rievier Kelderman.
In het gemeentearchief komen we een Jannetje Kok (1812-1864) tegen die daar wordt vermeld als molenaarster, wonende aan de Nieuwendijk L333. Zij is op 27 februari 1864 overleden en bijgezet
in een graf dat tot 1774 behoorde aan de familie Pancras en in 1864 aan de kerk kwam. Jannetje Kok is de weduwe van Christoffel Fruijthoff (-1835) en van 1837 echtgenote van Albertus Wassenaar.
Molen De Hoop blijft tot 1868 familiebezit.
Bronnen:
wikipedia.nl
archief mr.J.H. van den Hoek Ostende
www.molendatabase.nl
Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Zuidelijke Binnenstad Stadsdeel Centrum BO 10-054 Amsterdam 2010
delpher.nl