Adres: Kerkstraat 303-305
Architect: -, -
Bouwtijd: 1700, 2010
Opdracht: -, -
Het zijn twee 18de eeuwse pakhuizen gebouwd onder een dwars dak waarin een dakkapel. De gesneden deuromlijsting maakt van de toegang van 303 en 305 een eenheid.
Het uiterlijk van het pand bleef zo tot 2010, daarna is het pand van een nieuwe fundering voorzien en verbouwd tot 6 appartementen.
De panden werden gebruikt door Abraham Puls (1902-1975). Puls was eigenaar van een verhuis- en transportonderneming met 14 vrachtauto’s en 60 man
personeel. Op de begane grond waren grote opslagruimtes. Op de bovenverdiepingen was kantoor en woonruimte. Abraham Puls woonde aan het begin van de
Tweede Wereldoorlog op de Stadhouderskade 103. Hier verraadde hij onder andere de joodse buurgezinnen op 107 en 108. Hoewel zijn voornaam joodse
(voor)ouders doet vermoeden was dat niet het geval.
Abraham Puls wordt omschreven als een onaangenaam, egoïstisch en ruw persoon. In 1935 werd Puls lid van de NSB en zijn drie kinderen werden lid
van de Jeugdstorm. Het lidmaatschap van de NSB leverde hem in de oorlog de opdracht van de bezetter op om de joodse inboedels met zijn verhuiswagens
op te halen en af te leveren aan de Oostelijke Handelskade, in het, nu afgebroken, pakhuis Argentinië. Daar werden de inboedels opgeslagen om
later met vrachtschepen naar Duitsland vervoerd te worden en daar verdeeld te worden als ‘Liebesgaben’ onder de Duitsers die door bombardementen hun
inboedels hadden verloren. In zijn ‘Koninkrijk der Nederlanden’ heeft Loe de Jong berekend dat Puls omstreeks 29.000 joodse woningen in Amsterdam, Het
Gooi en omgeving heeft leeggehaald. Hierbij was ook het Achterhuis, na het oppakken van Anne Frank en de andere onderduikers, op 4 augustus 1944. Dit plunderen
van joodse woningen werd naar de uitvoerder ‘pulsen’ genoemd.
Voor Puls en zijn medewerkers bleef er voldoende aan de strijkstok hangen. Puls werd op 7 mei 1945 gearresteerd door de Binnenlandse Strijdkrachten
en opgesloten in de gevangenis op de Weteringschans. Daarna werd bij hem thuis een vrachtwagen vol met gestolen spullen opgehaald. In zijn geldkist
zat fl. 19.089,45 en RM 3.289,00 en zijn bankrekening liet zien dat zijn vermogen van fl. 35.000,- in 1942 naar fl. 300.000,- in 1945 gestegen was. Dat
betrof dan alleen Puls zelf, ook veel van zijn medewerkers hebben zich persoonlijk verrijkt.
Op 4 juni 1947 werd de doodstraf tegen Puls uitgesproken, niet alleen vanwege zijn praktijken rond het stelen van joodse eigendommen, maar ook omdat
hij zelf joden was gaan aanhouden om ze aan de Sicherheitspolizei over te dragen. In 1949 werd de doodstraf omgezet in levenslang en op 25 mei 1959
werd deze straf, na een verzoek van Abraham Puls, omgezet in een straf van 24 jaar. Na zijn vrijlating keerde hij terug naar de Stadhouderskade 103 waar
zijn vrouw was blijven wonen.
Hoewel de grote dief in dit alles de bezetter was die de inboedels liet transporteren naar de Heimat, werd de dief ook zelf bestolen. Het is niet duidelijk
of dit bij de bezetter bekend was of niet. In ieder geval besloot deze een administratie op te zetten rond de inboedels van de weggevoerde mensen, de
Hausraterfassungsstelle. Doel van deze in 1942 opgerichte organisatie was de inventarisatie van de inboedels van alle joodse inwoners. Deze woningen
werden geïnventariseerd nadat de bewoners waren weggevoerd en voordat Puls kwam. Op deze wijze wist men wat Puls wegvoerde wanneer de vrachtwagens
vertrokken, want inmiddels was in de volksmond het ‘pulsen’ al een synoniem geworden voor beroven. Aangezien die ‘klacht’ niet van de eigenaren kon komen
was het wel heel erg wanneer het zelfs bij omstanders opviel. Alle bezit werd vastgelegd en de opgestelde lijsten gingen in kopie naar de Zentralstelle,
naar roofbank Lippmann-Rosenthal op de Sarphatistraat en naar de Einsatzstab Rosenberg. De laatstgenoemde organisatie had ten doel om de geroofde goederen
te transporteren naar Duitsland voor de herinrichting van gebombardeerde huizen en kantoren.
Ook de goederen die door joden in bewaring waren gegeven aan bekenden waren niet veilig, daartoe werd de Colonne Harmans opgericht, met als doel deze goederen
op te sporen. Willi Lages merkte echter dat onder Harmans veel verdween voor Puls zijn werk kon doen en Harmans werd vervangen door Wim Henneicke, waarna
vanaf dat moment het de Colonne Henneicke heette. Deze Colonne Henneicke verlegde haar werkterrein van het opsporen van goederen naar het opsporen van
ondergedoken joden aangezien de premie (kopgeld) aanzienlijk meer opbracht, fl. 7,50 per persoon. De Colonne spoorde in Amsterdam in een aantal maanden
8500 joden op, leverde hen af bij de Hollandse Schouwburg en incasseerde het kopgeld.