Kloveniersburgwal 137-139
Klik op een foto voor een grote afbeelding en meer info.

Adres: Kloveniersburgwal 137-139
Architect: J.Gosschalk
Bouwjaar: 1880
Opdracht: Jacobus Mulder

Bouw
Hoewel over de beginjaren van de panden weinig bekend is heeft onderzoek uitgewezen dat de huidige fundering waarschijnlijk van omstreeks 1590 dateert.
Voor 1880 zijn de twee aparte panden eigendom van notaris Jacobus Mulder (1831-1890). Het is niet bekend wanneer Jacobus beide huizen heeft verworven. Jacobus, zoon van Samuel Israel Mulder en Kleentje Jacob Hartina, is gehuwd met Marianne Daniels (1835-), dochter van Abraham Eliazer Daniels en Mirjam Alexander Hartogh. Zij krijgen drie kinderen, twee zoons en een dochter, Siegfried Jacobus Mulder (1854-1892), Mirjam Caroline Salomons-Mulder (ca.1859-) en Abraham Carel Mulder (1862-1923). Zij bewoonden tot 1866 het huis op 139.
Jacobus Mulder blijft wel eigenaar en gaf architect Isaac Gosschalk eind zeventiger jaren de opdracht een plan te maken om de twee gebouwen één te laten worden. Het werk werd in 1880 afgerond zoals zichtbaar in de gevel in de stijl van de neo-Hollandse renaissance. Het Algemeen Handelsblad roemde het nieuwe huis in augustus 1880 in een betoog tegen de destijds veelvuldig toegepaste rechte daklijst: ‘[..] dat de rechte lijn, zij moge al de kortste zijn, verre van de bevalligste is. Als een bewijs hiervan vergelijke men slechts het onlangs voltooide perceel aan den Kloveniersburgwal, tegenover den Doelen, een ontwerp van den architect I.Gosschalk, met de daaraangrenzende (gevels); menig wandelaar voelt zich door het eigenaardige onwillekeurig aangetrokken, en dat bewijst, dat het geheel als gelukkig geslaagd is te noemen.’

Bewoners (vaste en tijdelijke)
1880
De eerste bewoners van het nieuwe pand waren de effectenhandelaar Isac Arnold Mesritz (1846-1888) en zijn echtgenote Henriëtte Susanne Hertzveld (1854-). Ze kregen hier een dochter Emilie Henriette Fanny Mesritz (1881-). Het gezin verhuisde in 1887 naar Arnhem. In 1882 nam Mesritz met 330 van de 750 aandelen deel in de oprichting van de Electrische Tramweg Maatschappij Zandvoort, die dat jaar de allereerste elektrische tram in Nederland liet rijden, een lijntje van 1,5 kilometer in Zandvoort. Langer dan een jaar hield de tram het niet vol, hetgeen Mesritz een flinke duit gekost moet hebben (de aandelen kostten ƒ 100 per stuk).
1892-
Tandarts Hartog Hamburg (1857-1916) was gehuwd met Cato Coltoff (1866–1940). Zij hadden twee zoons, Jacob (1893-) en Samuel (1894-).
1904-1924
Woonde hier juwelier Meijer Swaab (1860-), sinds 1911 voorzitter van het Nederlands Israëlitisch Gesticht Talmud Tora welke in 1923 de Talmoed Thoraschool in de Tweede Boerhaavestraat 7 bouwde.
1907
In dit jaar woonde mej. S.Gottlieb in het huis, zij won een prijs van de scheurkalender van Joachimsthal.
1910-1921
Izaäk Alphonse Aler, agent van buitenlandse huizen.
1915
L.Dreyfus
1917
J.Schrobeltgen
1925
The Novelty Comp, juwelier, eigendom van dhr.Walg. Het lijkt erop dat het gebouw toen meerdere bestemmingen had, zoals de Vergrotingsinrichting voor foto’s van S.Waagenaar en fotografisch atelier van J.W.Verhoef.
1928-1931
In het gebouw is Pension Behrens gevestigd die de begane grond gemeubileerd verhuurt.

1930-1933
In deze periode woonde Samuel Glasoog, ook bekend als Sam Kingsley, een bekende bokser uit de eerste twee decennia van de 20ste eeuw op dit adres. Samuel en zijn vrouw runden hotel Kingsley op Kloveniersburgwal 121. De laatste jaren van zijn leven was Samuel blind, mogelijk mede opgelopen als gevolg van een blessure in zijn bokscarrière. Zijn naam was Glasoog wat zich vertaalt naar ‘glazen oog’ ..., een vooruitziende blik?
Samuel Glasoog was niet zo maar een bokser, maar één die in de Amsterdamse Jodenbuurt geboren was en wereldwijd furore maakte. Een nadere kennismaking.
Samuel werd geboren op 8 oktober 1878 als zoon van sigarenmaker Jacob Glasoog (1845–) en Rebecca Sealtiel (1846-1922) in de Joden Kerkstraat 45 (Nieuwe Kerkstraat 45). Samuel trouwde twee keer, de eerste keer in Londen met de Britse Frances Daves (1892–), de tweede keer met Maria Sara Post. Een jaar zijn geboorte vertrok het gezin naar Londen. Op zestienjarige leeftijd was Samuel lid bij de Green Dragon Boxing in Londen. Daar gebruikt hij de naam Sam Kingsley, waarschijnlijk vanwege de onuitspreekbaarheid van de naam Glasoog voor de Britten.
Enkele jaren later vertrok Samuel naar Nieuw Zeeland. Daar opende hij een boksschool. Aangezien er weinig tegenstand was in Nieuw Zeeland riep hij zich uit tot Nationaal Kampioen Middengewicht en gaf hij vele jaren demonstratiewedstrijden op het Australische continent.
Hij komt in 1908 terug naar Amsterdam. Zonder gevecht riep hij zich in Nederland ook uit tot Nationaal Kampioen en in 1911 was hij betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Boksbond. Hij woonde in de Wagenstraat en opende daar ook een boksschool. In 1912 had Samuel een boksschool op de Warmoesstraat 21. Samuel bokste voor het laatst in 1918, toen verloor hij zijn titel. Hij bleef echter actief in de bokswereld en was de trainer van de Nederlandse delegatie bij de bokswedstrijden in Berlijn in 1924. Zijn vrouw Maria was een opvallende verschijnsel, zij was eveneens actief in de bokssport en gaf boksles aan vrouwen. Samuel Glasoog overleed op 11 juli 1933.

Lou Polak had in januari 1959 een interview met Sara, de weduwe van Samuel, opgenomen in ‘De Waarheid’:
’ MISS Blanche, speciaal 3 cent. Dat klinkt onwaarschijnlijk, maar toch heb ik het in een krant gelezen, een krant uit 1920! Het is reuze interessant om eens in het verleden te duiken, via krantenknipsels, die familieleden van mensen die vroeger in het nieuws hebben gestaan, nog wel bewaard hebben. Vorige week ben ik op een trieste namiddag naar de weduwe en dochter van de eens zo beroemde bokser Sam Kingsley gestapt om een babbeltje te maken.
Vele door de oudheid vergeelde plakboeken, foto’s en losse krantenberichten kwamen voor de dag, die bevestigden, dat Sam wel héél erg in het nieuws gestaan heeft. Hij was dan ook één van de pioniers die het boksen in ons nuchtere Nederland introduceerde en één der oprichters van de Nederlandse Boks Bond. Het was een man vol met energie, die alles waar hij iets voor voelde met veel enthousiasme aanpakte. In 1878 werd Sam in Amsterdam geboren, en hij was pas twee maanden oud toen zijn ouders zich in Londen gingen vestigen. Als 16-jarig knaapje werd hij lid van ‘The Green Dragon Boxing Club’ in Londen. Niet lang, want toen hij 23 jaar was begon hij een kleermakerswinkel in Wellington, Nieuw Zeeland…, terwijl hij nog nooit een naald in handen had gehad.
Toch heeft Kingsley daarna geregeld zijn boksen bijgehouden. Hij opende in Nieuw Zeeland een school voor boksonderricht en toen die eenmaal goed op poten stond ging hij een toernee maken, die uiteindelijk zes jaar duurde. U begrijpt het al, Sam was nou niet bepaald hokvast. In die jaren bokste hij ook wedstrijden. Zijn belangrijkste gevechten in die dagen waren tegen de Engelsman Fred Farrel, waarvan Sam op punten verloor en tegen Teddy McCovern, waarbij Sam zijn arm brak. Tijdens die tournee had Kingsley al boksende en lesgevend goed geboerd. Niemand wist overigens dat Kingsley maar één oog had, het gevolg van een ongeluk met een spijker toen hij nog een kind was. Ook later heeft hij dit geheim gehouden, maar achteraf tellen zijn prestaties dubbel. Ook Australië begon hem te vervelen, hij ging terug naar Londen, kon ook daar geen rust vinden en trok naar zijn geboorteplaats. Na een paar weken vond hij de dochter van zijn hospita wel aardig en hij trouwde met haar in 1911. Sam werd eerst instructeur bij Sandow, waar Marie hem altijd kwam afhalen. Zij vond dat boksen prachtig en de punch-ball onweerstaanbaar. Stiekem, als niemand keek, gaf zij die bal dan eens een mep, maar ze werd steeds brutaler en ging op den duur gewoon meedoen.
Toen Sam beneden zijn huis in de Amsterdamse Wagenstraat een boksschool opende, was het zijn vrouw Marie die boksles gaf aan dames. Veel belangstelling was er echter niet voor, dus liep dat op niets uit. Buiten lesgeven organiseerde Sam ook wedstrijden, maar toen kwam de eerste wereldoorlog en was er met boksles niets meer te verdienen. Ook toen liet de ondernemingsgeest hem niet in de steek. Hij draaide met Marie een variét&eacut;nummer in elkaar.
Dat ging zo: Op de maat van de muziek sloegen Sam en Marie om beurten fantasiestoten op de punchbal terwijl Marie de bal tot slot ook op maat met haar hoofd bewerkte. Dan gingen de handschoenen aan en gingen man en vrouw een boksdemonstratie geven.
”Heeft u wel eens een harde stoot moeten incasseren.” vroeg ik haar. „Och ja, maar dat was ik gewend, je kon het niet altijd precies uit meten.” was het antwoord van de weduwe Glasoog en ze vervolgt: „Mijn Sam trok zich van niemand wat aan. Op een dag stond hij voor de deur te fluiten, ik ging naar het raam en vroeg wat er scheelde. Breed lachend lichtte hij zijn onafscheidelijke strohoed en toonde mij zijn volkomen kaalgeschoren schedel. “Lekker fris” riep hij. Gewoonweg zonde, hij had prachtig zwart haar.”
De boksers Placké en Kingsley waren nu niet bepaald vrienden. De roem die dat kleine pezige mannetje in de loop der jaren had vergaard zat Placké niet lekker en hij deed dan ook niets anders dan hem kleineren. Maar Sam liet het niet op zich zitten en daagde hem uit. De wedstrijd tussen David (Sam 126 pond) en Goliath (Placké 295 pond) trok zeer veel belangstelling en dat terwijl de bokssport in 1912 niet eens zo populair was. Placké zou die kleine praatjesmaker wel eens wat leren. Ik heb het verslag van de wedstrijd zitten lezen en voelde me erbij. “De Herculesgestalte van Placké werd voortdurend in bedwang gehouden door, de razendsnelle aanvallen van de kleine Kingsley. In de zesde ronde was de zwaargewicht door het vele missen zo buiten zichzelf dat hij Sam met zijn ene vuist beet hield en met de andere ging stoten, waardoor hij werd gediskwalificeerd. Het publiek gaf de overwinnaar een ware ovatie”.
In 1918 bokste Sam, hij was toen veertig jaar, zijn laatste wedstrijd tegen de Engelse kampioen Martin Hockey. Kort daarop werd hij geheel blind en enige jaren later stierf Sam Kingsley op 54-jarige leeftijd. Hij was é én van de groten in de bokssport, welke veel aan hem te danken had.’

Eugen Sandow (Friedrich Wilhelm Müller) was de vader van het moderne bodybuilden. Hij wilde eruit zien zoals de Romeinse en Griekse beelden. Hij verbleef enige tijd in Amsterdam.

1934
J.F.Spoor, aannemer, waarschijnlijk een pensiongast.
1935
Samuel en Sara Schildklapper. Het echtpaar Samuel (Sascha) Schildklapper (1879-) en Sara Portnoi (1875-) komen vanaf de Amstel 104 op 28 maart 1935 hier wonen en vertrekken op 4 mei 1935 naar Palestina.
Circa 1938
David van Gelderen (1911-) was schoenmaker, koopman en musicus van beroep. Hij was de zoon van Salomon van Gelderen (1886-) en Clara Franschman (1886-). David trouwde in 1933 met Rika Jansen (1913-) en zij kregen twee dochters; Rika (1934-) en Klara (1935-). Naast hun verblijf in dit pension woonde het gezin Van Gelderen op verschillende locaties in Amsterdam.
1939-1940
Renee Rosenblatt (1915-1942) trouwde met Adolf Preis. Zij kwam naar Nederland, waarschijnlijk met haar ouders, vlak voor de Kristalnacht. Ze werd ingeschreven in 1938 in Amsterdam en woonde toen op de Reguliersgracht 15hs. In mei 1939 verhuisde ze naar de Utrechtsestraat 139-1, en in oktober 1939 kwam ze in het pension wonen. 7 mei 1940 woonde ze op de Hemonystraat 27-2. Daar woonde ook haar vader, Jankel (Jakob) Rosenblatt (1879–1943) en haar moeder Bertha Rosenblatt–Hoffman (1881–1942). Op 30 september 1942 werd Renee in Auschwitz vermoord.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd in een deel van het huis een pension gevoerd door Heinrich Deckstein (1871–1960), ketelmaker, en zijn joodse vrouw Betje Schaap (1879–1951), dochter van Salomon Schaap en Vrouwtje Levij Metz. Ze hadden al sinds 1934 een pension en verhuurden kamers aan joodse mensen die op de Waterloopleinmarkt werkten.
1940-1941
Jacob Levij Northeimer (1910-1943) is de zoon van Levie Jacob Nordheimer en Carolina Mendels. Vanaf juli 1940 woonde hij in het pension op de Kloveniersburgwal en op december 1941 verhuisde hij naar de Prof.Dondersstraat 21 in Hilversum. Op dat adres woonde zijn moeder Carolina (1880–1943), zus Mietje (1911 1943), broer Salomon (1914-1943) en broer Philip (1916–1945). Jacob, koopman van beroep, werd vermoord in Sobibor op 2 juli 1943.
In de beginjaren van de oorlog was op de begane grond het kantoor van Arie de Vries, een makelaar uit Den Haag. De Vries meldde zich niet voor de Arbeitseinsatz en dook met zijn driejarige dochter onder op de zolder van het huis.
1944
Meestervervalser Han van Meegeren kocht het pand van Arie de Vries. Na het overlijden van Van Meegeren in 1947 verkochten zijn erfgenamen het pand terug aan De Vries.

1948-1959
Eenheidsvakcentrale, Bond van Nederlands Overheidspersoneel (B.N.O.P)
1952
Gosling Dijkstra huurde een deel van het pand en startte hotel Bego. De naam was een combinatie van de voornaam van zijn vrouw en hemzelf; Berta en Gosling.
1957
Jan H.Warner koopt het hotel en verandert de naam in hotel Warner. Jan was getrouwd met Brigitte die het hotel enige tijd na zijn dood verkoopt. Rond 1960 is het grotendeels een pension voor Spaanse- en Marokkaanse gastarbeiders.

1964
De Beatles kwamen naar Nederland en logeerden in het tegenover gelegen Doelen Hotel. De pers boekte met grote snelheid bij Warner alle kamers aan de grachtzijde om zo de beste foto’s van de Beatles te kunnen maken.
1988
Hotel Nes. Mede-eigenaar is sinds 1990 schrijfster Esther Shaya. Zij voerde een uitgebreide zoektocht uit naar de geschiedenis van het pand en zijn (tijdelijke) (joodse) eigenaren en bewoners. Sinds 2015 is zij secretaris bij de Stichting Joodse Huizen en sinds 2014 redacteur bij Open Joodse Huizen en Huizen van Verzet in Amsterdam.

Meer lezen:
Gosschalk, Isaac

Voor het laatst bewerkt: