Palenrij in het IJ
Klik op een foto voor een grote afbeelding en meer info.

haven passeren palenrij bothuisje

Naam: Palenrij
Adres: IJ
Bouwjaar: na 1480
Opdracht: Amsterdam

Een dubbele palenrij vormde na 1480 de voortzetting van de stadsmuur door het IJ en liep van de Schreierstoren naar de Haringpakkerstoren aan het Singel. Ter hoogte van het Damrak en de Martelaarsgracht waren doorvaarten gemaakt waar alleen kleinere schepen konden passeren. Evenals de stadspoorten die ’s avonds werden gesloten gebeurde dit ook met de doorvaarten waar ’s avonds na het luiden van de boomklok een boomstam in werd gevaren. Bij latere stadsuitbreidingen is de palenrij door getrokken tot Bickerseiland aan de westzijde en de Montelbaanstoren aan de oostzijde.

kaartdetail stadskranen

Kamperhoofd
Naast de Schreierstoren lag aan de overkant van de Oudezijds Kolk het bolwerk Het Hoofd, het noordelijkste puntje van de middeleeuwse stad. Het Hoofd werd in het midden van de 16de eeuw ook wel Mosseldam genoemd. Waar deze naam vandaan komt is niet zo duidelijk. Wel werd bij de bouw in 1963 van de voetgangerstunnel naar de Oostlijn van de metro grote hoeveelheden mosselschelpen gevonden. Maar het werd niet duidelijk of deze schelpen bedoeld waren als fundering voor het bolwerk of als dam. Het was een rond stenen bolwerk uitgerust met een kanon om de waterkant te kunnen beschermen. De overgang van naam naar Kamperhoofd is mogelijk gebeurd op het moment dat hier de beurtschippers op Kampen hun steigers kregen. Tot 1960 was hier een veerdienst tussen de oude Hanzestad Kampen en Amsterdam.
Bij het Kamperhoofd lagen lange tijd de twee grote stadskranen achter de palenrij, die waren bedoeld voor overslag van allerlei zware goederen.

kaartdetail boomhuisje kaartdetail rode blokhuis

Nieuwebrugsboom
Midden op de Nieuwebrug stond een blokhuis en aan de Damrakzijde een toren. De doorvaart van IJ naar Damrak heette Nieuwebrugsboom.

Roode Blokhuys, Oude Stadsherberg, Nieuwe Stadsherberg
Bij de Martelaarsgracht stond nog een wachttoren.
Ter hoogte van de Martelaarsgracht leidde een steiger naar de palenrij waar een houten rondeel was gebouwd, bekend als het Roode Blokhuys.
Vanaf 1613 is op deze locatie de Stadsherberg waar reizigers die aankwamen na sluiting van de stadspoorten konden overnachten alvorens de volgende dag de stad binnen te gaan. In 1662 kreeg de Stadsherberg gezelschap van een nieuwe grotere herberg, de Nieuwe Stadsherberg. Voor de Oude Stadsherberg valt het doek in 1755.
De Amsterdammers van toen konden vanaf het grote terras bij de Oude Stadsherberg genieten van een adembenemend uitzicht op de stad, de haven en de groene noordoever.

oude stadsherberg oude stadsherberg oude stadsherberg

Over de uitbaters van het etablissement is weinig bekend. Cornelis Pietersz de Geus is één van hen en runt de Oude Stadsherberg in het midden van de 17de eeuw. Van hem weten we dat zijn klanten ruim 85 liter bier per dag dronken. De schenking van de huurinkomsten à fl. 1000,- per jaar door het stadsbestuur in 1666 aan het Leprozenhuis was dan ook geen genereus gebaar. Het Leprozenhuis was een sociale instelling waar behalve lepralijders ook psychiatrische patiënten verbleven.
Een volgende uitbater is een katholiek Duits echtpaar Greijman-Bromleeuw. Anthonij Greijman komt uit Herford, zijn vrouw Anna Bromleeuw uit Lingen. Zij waren er niet blij mee. Volgens schrijven was het huis volledig uitgewoond. Bovendien lieten de verdiensten te wensen over in een tijd van stilstand en achteruitgang, waarbij ook de accijnzen stegen. Anna overleed naar vier zware bevallingen. Anthonij bleef achter met de onbetaalde dokters- en apothekersrekeningen.
Het was niet alles. De keldermuur raakte lek waarbij het IJ-water grote schade aanrichtte aan de bier- en wijnvoorraad. En natuurlijk kreeg ook deze herbergier te maken met klanten die wel verteerden maar niet betaalden. De druppel die de emmer deed overlopen was ‘Abraham Fenix’ afkomstig uit Batavia en met de noorderzon vertrokken met achterlating van een kapitale schuld. Greijman ging failliet en de fl. 108,- opbrengst van de inboedel was onvoldoende om de huisbaas, het Leprozenhuis, en de overige schuldeisers te voldoen.
Harmanus Dresing, eveneens afkomstig uit Herford, werd de volgende herbergier. Hij bleef niet zo lang en vertrok in 1723 naar de Keizerskroon in de Kalverstraat. In 1729 dook de Oude Stadsherberg nog steeds op in reisgidsen, maar het gebouw was oud en aan groot onderhoud toe. De stad zag dat echter niet zitten. “Groote ouderdom, versakking, seer veel overhanginge, en […] de bouvalligheid” dwongen de stad tot actie. Het gebouw werd in april 1755 voor afbraak verkocht aan twee aannemers voor fl. 2628.- en in mei van dat jaar was het gebouw verdwenen.

oude en nieuwe stadsherberg nieuwe stadsherberg nieuwe stadsherberg

De Nieuwe Stadsherberg is tegen het eind van de 17de eeuw de plek waar scheepsveilingen worden gehouden. Een functie die tot de sloop blijft bestaan.
Maar er gebeurt meer. In mei 1822 vergaderen hier aan het IJ achttien koopvaardijkapiteins om te komen tot de oprichting van een ‘omslagfonds’, een onderlinge verzekering. De zeevaart is in die tijd zó riskant, dat geen enkele gewone verzekering wil voorzien in een waarborg voor invaliditeit, pensioen of uitkeringen aan weduwen en wezen. Riskant is niet te veel gezegd: van de achttien oprichters zullen er vijf omkomen op zee.
De nieuwe vereniging krijgt de naam Collegie Zeemanshoop. Samen beginnen de zeelieden een van de eerste sociale fondsen in Nederland, het Weldadig Zeemansfonds. Het is gebaseerd op bijdragen van de kapiteins (en later ook stuurlui en matrozen) en wordt ondersteund door ‘honoraire leden’, invloedrijke Amsterdamse burgers afkomstig uit de koophandel, de rederij en het assurantiewezen. Elke kapitein krijgt een eigen nummervlag, die hij bij speciale gelegenheden trots in de top van de fokkemast van zijn schip hijst.
De eerste zeven jaar van zijn bestaan houdt Zeemanshoop de wekelijkse ledenvergaderingen in een ‘locaal’ in de Nieuwe Stadsherberg aan het IJ. De nieuwe vereniging bloeit; al spoedig is er gebrek aan ruimte. Een commissie krijgt de opdracht uit te kijken naar iets anders, liefst een ‘aan de IJkant gelegen localiteit’ waar ruimte is voor een eigen bibliotheek.
In februari 1828 besluiten de leden tot de aankoop van een pand aan de Buitenkant tussen de Schippersstraat en de Kalkmarkt, nu Prins Hendrikkade 142.

krant

In de Arnhemse courant van 4 april 1870 is te lezen dat een klant na een verblijf van twee weken in het IJ verdrinkt. Uit het krantenverslag blijkt het volgende: De man verblijft al enkele weken in de Nieuwe Stadsherberg. Dit wekt de achterdocht van de uitbater, die een ober opdracht geeft betreffende persoon te verzoeken om zijn rekening te betalen en door te reizen. De rekening is torenhoog, niet alleen overnachtingen maar ook drankjes. De klant kan dit niet betalen en springt in het water en verdrinkt. Het exacte motief is speculeren, maar een bewuste actie om het er nog één keer goed van te nemen alvorens uit het leven te stappen, lijkt niet uitgesloten.
De Nieuwe Stadsherberg werd in 1872 afgebroken toen werd gestart met de aanplemping van de stationseilanden. Deze werden aangelegd tussen 1870 en 1880 voor de bouw van het Centraal Station. Nu is hier de westelijke ingang van het Centraal Station.

Meer lezen:
Amsterdam ommuurd
Haringpakkerstoren
Prins Hendrikkade 142
Schreierstoren
Zeemanshoop: College Zeemanshoop; Dam 10; Prins Hendrikkade 142

Voor het laatst bewerkt:

Bronnen:
wikipedia.nl
Ons Amsterdam mei 2021 Marius van Melle & Maarten Hell: Hier gebeurde het: Oude Stadsherberg in het IJ
Ons Amsterdam 1975 blz.199
amsterdam.nl