Naamherkomst: Op een gevelsteen in een woonhuis vlak bij het huidige Koningsplein stond ‘De Crijtberghen’, een verwijzing naar de bewoner, die voer op het Engelse Dover, toen al beroemd om zijn krijtrotsen. Deze naam werd later verenkelvoudigd tot Krijtberg. In het achterhuis werd de huiskerk gebouwd.
Naam: De Crijtberghen
Adres: Singel 448
Architect: -; -; -; Alfred Tepe
Bouwjaar: voor 1654; 1787; 1835; 1883
Opdracht: -; Statie van de Sociëteit van Jezus; Statie van de Sociëteit van Jezus; Statie van de Sociëteit van Jezus
De jezuïet Pieter Laurensz (1588–1664), ook Petrus Laurentius genoemd, verwierf in 1654 drie huizen aan het Singel. In het achterhuis van het grootste pand, 'De Crijtbergh' genaamd, liet hij een huiskerk bouwen voor de Amsterdamse gelovigen die zich hadden geschaard onder het patronaat van Sint Franciscus Xaverius. Een aan het zicht onttrokken huiskerk omdat het belijden van de katholieke godsdienst sinds de Alteratie slechts oogluikend werd toegestaan. De huiskerk was toegankelijk via de Katersteeg, die rechts van het huidige gebouw lag en Singel en Herengracht met elkaar verbond (tussen Herengracht 423 en 425). De twee aangrenzende huizen waren bedoeld als schuilplaats voor het geval er zich problemen voordeden in deze verborgen katholieke kerk.
In het jaarverslag over 1654 van de jezuïeten in de Republiek is te lezen: ‘zijn we thans bevrijd van de overgrote kosten die we besteedden aan het huren van een bedehuis, en kunnen
we de mensen gemakkelijker bijeenbrengen in een woning, die aan de katholieken bekend is en die ons door de magistraat oogluikend wordt toegestaan’. Naar de mening van de religieuze
oversten waren de gemaakte kosten van fl. 30.000,- wel erg hoog, zodat Laurensz erom terechtgewezen werd. Maar in korte tijd was tweederde van het bedrag al bijeengebracht, mede dankzij
de inspanningen van de ‘klopjes’: ongehuwde vrouwen die de priesters met raad en daad bijstonden, en meestal bij hen inwoonden.
In de Lijste van Paepsche vergaderplaetsen, een lijst samengesteld door de gereformeerde kerkenraad in 1656 wordt vermeld dat ‘op de Cinghel bij de brouwerij van Lam in de Crijtberghen
pater Lourens woont’ en er zijn ’papsch kerck met musick instrumenten’ heeft, ’die oock int Katerstegien vvtcompt, daer se met troepen tseffens sonder eenighe schroom ingaen’
(in groten getale zonder enige schroom de paapse kerk ingaan, zelfs wanneer een predikant en ouderling van het kwartier voor de deur bezig zijn met hun visitatie!).
Voor de verfraaiing van het interieur vroeg hij de Antwerpenaar Jacob Jordaens, nota bene een protestants kunstenaar, een imposant altaarstuk te schilderen met de ‘kruisdraging’. Het
altaarstuk werd in 1966 voor weinig verkocht.
Pieter Laurensz was geboren in het Noord-Franse Sint-Omaars (Saint-Omer), dat in de 17de eeuw nog tot de Nederlanden behoorde. Hij kwam in 1628 naar Amsterdam, waar hij officieel woonde
in ‘De Zijdeworm’ in de Kalverstraat. De eerlijkheid gebied te zeggen dat hij steeds bij andere katholieke families verbleef in de hoop op die manier uit de handen van de calvinisten te
blijven. Toch werd hij in 1641 gearresteerd.
Al vanaf 1638 hield hij een boek bij wie hij doopte en wie hij in de echt verbond. Er komen heel wat vooraanstaande Amsterdammers in voor als Laurens van der Hem, samensteller van een
ameuze atlas, Franciscus van den Enden, leermeester van Spinoza, de kunstschilders Pieter de Grebber en Emmanuel de Witte en de boekhandelaar Joachim van Metelen. De invloed van Laurensz
blijkt ook uit degenen die (mede) door zijn toedoen overstapten op het katholieke geloof, onder wie drie doopsgezinden die zich in de dichtkunst hebben onderscheiden: Judith Lubbers, Joost
van den Vondel en Reyer Anslo.
De kerkgemeente groeide zo snel dat in 1677 achter De Crijtbergh een nieuwe, ruimere galerijkerk werd opgetrokken, bereikbaar vanuit een steeg tussen de twee gebouwen aan het Singel. De
galerijkerk was vergelijkbaar met de vlak naastgelegen Doopsgezinde schuilkerk 't Lam.
Tegen het einde van de 17de eeuw bestond de pastorale zorg uit twee preken per zondag, tweemaal catechismus per week, en twee meditaties per week gedurende de vastentijd. Ook werden veelvuldig
de sacramenten toegediend. Zo waren er in 1688 160 dopen, 75 huwelijken en kregen 126 katholieken in stervensnood het oliesel toegediend.
Omstreeks 1700 is er een stevig theologisch conflict. Nederlandse priesters waren het onderling oneens over de rechtsgeldigheid van de bisschopskeuze van Petrus Codde die door de jezuïeten
werd beschuldigd van het aanhangen van jansenistische sympathieën (strenge leer). Hij werd in 1702 uit zijn ambt gezet. Zijn vervanger, Theodorus de Cock, kreeg echter van de Staten van
Holland geen toestemming zijn ambt uit te oefenen. De jezuïeten kwamen hiermee van de regen in de drup met als gevolg dat in 1708 de jezuïeten uit verschillende Hollandse steden werden
verbannen, en De Krijtberg, ondanks een schriftelijk pleidooi van veertig Amsterdamse katholieken, moest sluiten. Heel soms en dan in het grootste geheim vonden er toch dopen en huwelijken
plaats. Op 21 juli 1773 werd de jezuïetenorde door paus Clemens XIV opgeheven. De Krijtberg, werden definitief gesloten.
In 1786 kwam de ex-jezuïet Adam Beckers (1744-1806) vanuit Maastricht naar Amsterdam waar hij in 1787 officieel als priester werd aanvaard door de stad. Op Pinksteren kon Beckers voor het
eerst weer publiekelijk in de heropende Krijtberg de hoogmis vieren. Adriaen de Lelie mocht een pentekening van het kerkinterieur maken waarop Beckers als pastoor te zien is.
Beckers ijverde er voor om aansluiting te vinden bij het restant van de jezuïetenorde in Rusland, die dankzij de vastberadenheid van tsarina Catharina de Grote was blijven voortbestaan.
Eind 1803 werd hij opnieuw in de orde opgenomen, en twee jaar later aangesteld tot overste van de in Nederland aanwezige ex-jezuïeten.
In 1814 werd de jezuïetenorde hersteld door paus Pius VII. De uit de Jordaan afkomstige Jan Philip Roothaan (1785-1853), die nog bij Beckers misdienaar was geweest, werd gekozen tot
algemeen overste. Zijn gefortuneerde broer Albert Roothaan (ca.1782-1847), bankier en makelaar, stelde vele fondsen ter beschikking voor de vernieuwing en verfraaiing van het gebouw. Op
zijn kosten maakte de Waalse schilder François-Joseph Navez in 1823 drie mooie altaarstukken voor het hoofdaltaar en de twee zijaltaren. Voor de zijbeuken ontwierp de Vlaamse beeldhouwer
Louis Royer in 1841 een reeks voorstellingen uit de levens van heiligen welke zijn gesigneerd en gedateerd.
In 1819 trad pater Franciscus Fol (1782-1849) aan als overste en biechtvader van bijna de gehele Amsterdamse geestelijkheid en had in ieder geval één vijand, een zekere Wiselius die in
een brief aan minister van justitie Cornelis Felix van Maanen (1769-1846) in 1826 schreef: ‘pater Fol uit de Krijtberg is een brutale, boosaardige vent, de stoutste van alle hier aanwezige
monniken, wiens sermoenen boven alle verbeelding hatelijk, vervolgzuchtig en oproerig zijn.’ In ‘De Godsdienstvriend’ lezen we na zijn overlijden een heel ander verhaal: Pater Fol
was een waardig zoon van den H. Ignatius, een priester van den ouden stempel, vriendelijk, werkzaam. .... Lang zullen de gasthuizen, waarin hij vroeger zoo werkzaam was, van hem gewagen, de
.... geestelijkheid verliest in hem een trouw raadsman....’
Pater Fol verbouwde het kerkje in 1835. Naast schenkingen van Albert Rothaan was dit mogelijk door een schenking van Elisabeth Mojana. Zij had het naast gelegen koetshuis, de stalling en
vier pakzolders geschonken waardoor de oude Krijtberg afgebroken kon worden en onder een gevel gebracht kon worden. Aannemer Nicolaas Swarte bouwde voor bijna fl. 30.000,- een nieuwe pastorie
en had de oude kerkruimte met negen meter uitgebreid.
Beide bouwwerken lagen in elkaars verlengde en werden door één kap gedekt. Zodoende geeft de huidige pastorie op Singel 448 tevens de breedte en hoogte van de galerijkerk aan.
De voortgaande groei van de geloofsgemeenschap leidde in 1879 tot het uitwerken van nieuwbouwplannen voor een nieuwe kerk. Hiervoor wordt Alfred Tepe aangetrokken die na 1880 op de
naastliggende erven een grote kerk zal bouwen en de huiskerk verbouwen tot pastorie. De neoclassicistische gevel met pilasters had oorspronkelijk een groot driehoekig fronton. De ingangspartij
op straatniveau is in het midden van de gevel geplaatst. Achter de deur is een brede gang waar het beeldhouwwerk dat Louis Royer voor de zijbeuken ontwierp is geplaatst. Deze gang is breder
dan nodig voor de pastorie, maar noodzakelijk omdat bij de bouw van de huidige Kruitberg de oude schuilkerk nog aanwezig was. De gang diende vooral voor de ontsluiting van de schuilkerk naar
de straat.
In de pastorie van de kerk was het Roothaan-museum gevestigd rond de 19de-eeuwse generaal-overste van de jezuïeten, Jan Philip Roothaan.
Bronnen:
wikipedia.nl
maandblad Ons Amsterdam 2004 blz.115-118
amsterdam-monumentenstad.nl
arcam.nl
reliwiki.nl
resources.huygens.knaw.nl
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek