Hollandse renaissance
Eén van de oudste aanwezige voorbeelden: Geldersekade 97 (ca.1600).
Kenmerken: eenvoudige trapgevels met een groot aantal regelmatige trappen; dunne, meestal halfcirkelvormige ontlastingsbogen boven de ramen, waarin meestal
vijf witte blokjes natuursteen zijn verwerkt; veel witte blokjes natuursteen; meerdere speklagen op de hoogte van de kruisramen.
Omstreeks 1600 werden de eerste trapgevels gebouwd. Tot 1665 werden de houten puntgevels in snel tempo vervangen door bakstenen trapgevels. In de Derde Uitleg
van 1613 waarin de Heren-, Keizers- en Prinsengracht tot aan de Leidsegracht tot stand kwamen werd het stadsbeeld vrijwel geheel bepaald door trapgevels. Nu
zijn er nog ongeveer honderd originele trapgevels over. Het gebruik van de trapgevel als geveltype voor woonhuizen valt samen met de overgang van hout naar
steen als bouwmateriaal voor woonhuizen. Middeleeuwse houten huizen hadden geen getrapte topgevel maar een puntgevel. De huizen stonden loodrecht op de straat
en hadden meestal een zadeldak met een hellingshoek tot 60 graden. Dit bracht een steile driehoekige gevelpunt (topgevel) aan de straatzijde en achterzijde van
de huizen met zich mee.
Waarom is men de topgevel in de vorm van een trap gaan bouwen bij de overgang van hout naar steen? De inspiratie voor de getrapte vorm van de stenen topgevel
moet wellicht gezocht worden in de kantelen van de middeleeuwse kastelen. Maar misschien hebben ook bouwtechnische redenen een rol gespeeld. De trapgevel komt
vooral voor als voorgevel. Daarnaast bouwde men stenen puntgevels en stenen tuitgevels. Hierbij werden langs de schuine zijden zogenoemde vlechtingen van baksteen
toegepast, met daaroverheen soms een rollaag. Deze gevelconstructies waren beter bestand tegen de weersinvloeden dan de trapgevel met zijn uitstekende punten
van de traptreden. De trapgevel werd hoger opgetrokken dan het erachter gelegen zadeldak. Daardoor was het een kwetsbare gevelvorm die veel onderhoud nodig had
en heeft. De trapgevel is zo populair geweest dat ook brede huizen, de voorloper van het dubbele huis, ermee werden uitgerust.
Voorbeelden van trapgevels in de Hollandse renaissance zijn Nieuwmarkt 20-22 (1605), Oudezijds Voorburgwal 14 (1605), Oudezijds Voorburgwal 249 (1610),
Kattengat 4 en 6 (1614), Rapenburg 13 (1614), Herengracht 84 (1615) en Nieuwebrugsteeg 13 (1618).
Amsterdamse renaissance
Kenmerken: trapgevels met grote trappen, vaak ongelijk van sprong en gering in aantal; op iedere trap staat een gebeeldhouwde natuurstenen vulling (een
zogenoemd klauwstuk of vleugelstuk), de muurdammen tussen de ramen zijn opgebouwd uit dubbele pilasters, inclusief basementen en kapitelen, verbonden door een
ornament in de vorm van een cartouche; de ontlastingsbogen zijn S-vormig (accoladebogen).
Al vroeg in de 17de eeuw komt de Amsterdamse renaissance op, de stijl van stadsbouwmeester Hendrick de Keyser, ook bekend als de ‘stadsstijl’. Hierbij heeft de
trapgevel soms zoveel versieringen dat de trappen zelf nog nauwelijks te herkennen zijn.
Voorbeelden van trapgevels in deze rijke stijl zijn Oudezijds Voorburgwal 57 (1615), Herengracht 120 (1615), Herengracht 170-172 (ca.1619), Herengracht 203 (ca.1618),
Keizersgracht 123 (1622), Nieuwezijds Voorburgwal 75 (1633) en Dam 11 (1632).
Sobere Amsterdamse renaissance
Kenmerken: eenvoudige trapgevel die lijkt op het Hollandse type, met als verschil dat in plaats van vele kleine blokjes enkele grote blokken natuursteen worden
toegepast; de ramen worden zodanig in nissen geplaatst dat de muurdammen op pilasters lijken.
De trant van Hendrick de Keyser is op grote schaal nagevolgd door allerhande timmerlieden en metselaars, maar meestal op sobere wijze.
Voorbeelden: Herengracht 81 (ca.1625), Herengracht 77 (1632), Prinsengracht 2-4 (1641), Bloemgracht 87-89-91 (1642), Korte Prinsengracht 5 (1653), Herengracht
361 (ca.1655).
Een voorbeeld van een trapgevel in zeer sobere Amsterdamse renaissance, zonder enige versiering, is Rusland 9 (1659).
De laatst gedateerde trapgevel is Utrechtsestraat 141 (1667).
19de-eeuwse navolging in de neo-renaissance
Kenmerken: de verhoudingen kloppen vaak niet; de verdiepingen zijn even hoog; de 19de-eeuwse gevels zijn niet 'op vlucht' gebouwd.
In de 19de eeuw vindt een herleving van de ‘oud-Hollandse’ stijl plaats in de zgn. neo-renaissance en worden er weer volop trapgevels gebouwd in een poging de
Gouden Eeuw te doen herleven. Soms is het moeilijk te zien of een trapgevel uit de 17de eeuw of uit de 19de eeuw dateert. Op het Singel staan twee trapgevels
naast elkaar die allebei in de 19de eeuw zijn verbouwd. Bij Singel 62 (1895) is echter de gehele voorgevel opnieuw opgetrokken, mogelijk met hergebruik van
afkomende bouwmaterialen. Hetzelfde geldt voor Keizersgracht 141 (1878), waar de trapgevel werd gereconstrueerd op basis van het Grachtenboek van Caspar Philips.
Voorbeelden: Vredenburgersteeg 1 (1890) en Herengracht 415 (1891).