Entrepotdok
Klik op een foto voor een grote afbeelding en meer info.
Entrepotdok, 1730 Entrepotdok, 1895 Entrepotdok, 1900 Entrepotdok, 1924

In januari 1657 neemt de Vroedschap van Amsterdam het besluit alle gronden ten noorden van de Nieuwe Vaart tot Outewael geschikt te maken voor scheepstimmerwerven. In verband hiermee werd de Singelgracht doorgetrokken naar het IJ en kwam het hele gebied binnen de omwalling. De noordzijde van de Nieuwe Vaart is bestemd voor werven, de zuidzijde voor houtwallen en lijnbanen. De loop van grachten en straten werd in januari 1662 door de Vroedschap vastgesteld. In verband met waterstaatkundige overwegingen werd de toenmalige Sint Antoniesdijk naar het noorden toe verlegd, waardoor de Hoogte Kadijk (Nieuwe Zeedijk) ontstond die een waterkerende functie kreeg.

Entrepotdok, 1716

In 1663 startten de uitbreidingswerkzaamheden, maar de verkoop van gronden stagneerde al spoedig door een teruglopende conjunctuur. Vooral het gedeelte tussen de Muidergracht en de Hoogte Kadijk bleek moeilijk verkoopbaar. Het zou tot 1858 duren voordat deze gronden in eigendom werden uitgegeven. Omstreeks 1708 is er een brug tussen Plantage Kerklaan en Korte Kerkstraat (nu Tussen Kadijken), de magere brug, over de Nieuwe Rapenburgergracht en vonden de eerste gronduitgiften rond de Kadijken plaats. Er komen scheepswerven, bierbrouwerijen, mastenmakerijen en een betrekkelijk gering aantal woningen. Rond 1710 verschijnen de eerste pakhuizen, gebouwd door Steven Pijkeren voor de bankier Andries Pels. De jaren daarop worden de eerste twee blokken en een gedeelte van het derde blok bebouwd (1-51). Het begin van het gebied dat omsloten wordt door Hoogte en Laagte Kadijk verdicht zich tussen 1744 en 1820 tot een bescheiden woonwijk.

Entrepotdok, 1732 Entrepotdok, 1755

Het ontstaan van het Rijks-Entrepotdok.
Doorvoergoederen werden met zowel invoer- als uitvoertarieven belast. In de 16de en 17de eeuw was dit door de sterke positie van de Amsterdamse markt mogelijk hoewel de handel er steeds meer onder leed. De al sinds 1680 tanende handel bereikt een dieptepunt in de Franse tijd. Met het vertrek van Napoleon had men hoge verwachtingen ten aanzien van een nieuwe bloei van handel en nijverheid. Om het transitoverkeer voor de haven te behouder werd het systeem van Rijksentrepots ingevoerd. Bij opslag in een entrepot was men geen betaling van invoerrechten en accijnzen verschuldigd; dit gebeurde pas wanneer de goederen vanuit het entrepot op de vrije markt gebracht werden. In augustus 1822 werd de ‘Algemene Wet’ van kracht ter vervanging van de tariefwet van 1819. Geïmporteerde goederen zouden vanaf dat moment worden opgeslagen in een entrepot, onder uitstel van betaling van invoerrechten. In Amsterdam werden 400 verspreid liggende pakhuizen als entrepot in gebruik gesteld. De situatie op de Europese graanmarkt dwong in 1825 tot een snelle realisering van grote, goed ingerichte en dicht bij elkaar gelegen entrepotpakhuizen. In 1826 werd uit drie locatievoorstellen de keuze bepaald op de Nieuwe Rapenburgergracht. In mei 1827 werden de eerste particuliere pakhuizen overgenomen en op 1 november 1827 was het Rijks-Entrepot een feit. Tot 1840 werden in totaal 51 pakhuizen van particuliere eigenaren overgenomen. De kelders van deze pakhuizen zijn nagenoeg alle gehuurd door de grootste handelaren in wijnen en gedistilleerd als Koopmans & Bruinier, Bicker & Modderman, Heerdonk & Van der Voort, Steins Bisschop & Co., Wynand Fockink, Wed.J.van Eik, P.Hoppe en E.& A.Scheer. Deze laatste firma zat onder meer in de pakhuizen Brussel, Antwerpen, Breda, Bergen, ’s Gravenhage en Schiedam.

Entrepotdok, 1833 Entrepotdok, 1832

Naar ontwerp van stadsbouwmeester Jan de Greef werden in de jaren 1829/1830 33 pakhuizen aan de Nieuwe Rapenburgergracht bijgebouwd. Aan de Hoogte Kadijk verrezen enkele huisjes en in 1830 verrees van zijn hand het poortgebouw met administratieve bijgebouwen aan het Kadijksplein 1-2-3 en natuurlijk de lange afsluitmuur langs de Laagte Kadijk. Namen op al benoemde pakhuizen als Bordeaux, Dantzig, America werden vervangen door nieuwe namen van steden uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Bruggen die de verbinding met de Plantage onderhielden werden gesloopt en ook de laatste werven verdwenen. Aan de zuidzijde van de Nieuwe Rapenburgergracht werden in 1830 aan beide zijden van de Nieuwe Prinsengracht, die toen nog op de Nieuwe Rapenburgergracht uitkwam, twee blokken met pakhuizen gebouwd, drie verdiepingen hoog en zonder kelders. Ook hier was De Greef de architect.

Entrepotdok, 1840 Entrepotdok, 1840 Entrepotdok, 1892

Toen 's Rijks Entrepotdok in 1831 gereed was, was de Rapenburgersluis te klein en ondiep voor grotere zeeschepen. Zodoende moesten ladingen in het Oosterdok op schuiten overgeslagen worden en dan, via deze sluis, in het entrepot worden gebracht. Dit gaf het nodige oponthoud en leidde er toe dat de nieuwe grotere en diepere Entrepotdokschutsluis werd aangelegd voorbij het pakhuis Zutphen. De sluis gaf verbinding met de Nieuwe Vaart. Verder moest voor grotere schepen een groot deel van het Entrepotdok flink uitgebaggerd worden. Dit werk kwam rond 1838 gereed.
Een schurencomplex met dubbele draaibruggen werd ontworpen door de commissaris van Stads Publieke Werken, Christiaan Willem Marinus Klein en uitgevoerd door Johan Carel de Leeuw. Gelijktijdig werd begonnen met de uitbreiding van het entrepot naar het oosten ten behoeve van de Rijnvaart.
De sluis doorsneed de Kadijk, ooit een deel van de Amsterdamse zeewering. Ze werd breder dan de Rapenburgersluis, zodat ook grotere koopvaardijschepen het dok konden bereiken. Volgens de directie van het Entrepotdok was de sluis met 66 bij 14 meter geschikt voor schepen die door het Noordhollandsch Kanaal pasten. Er waren twee dubbele draaibruggen over de sluis. Het brug- en sluisgeld bedroeg in 1840 fl. 3,-; gebruik van de Rapenburgersluis bleef 'vrij en onverlet'.
De sluis en sluisdeuren bestaan nog altijd maar de bruggen zijn verdwenen of vervangen door een wipbrug zoals in de Hoogte Kadijk. Rond 1850 was het voordeel van de sluis alweer teniet gedaan omdat er toen met veel grotere boten gevaren werd.
In de jaren 1837-1838 werd aan de zuidzijde van de gracht nog een reeks magazijnen voor de Rijnvaart gebouwd.
Daarna ging men over tot aankoop van de Geschutswerf van 's Rijks Marine met bijbehorende loodsen aan het einde van de Nieuwe Rapenburgergracht. Verder werden van particulieren 31 huizen en loodsen aangekocht, waar men nog twaalf nieuwe pakhuizen bijbouwde. De Waag die bij de Amstel stond werd in een vrij, in het water van het Entrepotdok staand, houten gebouw geplaatst. Hier konden de goederen, alvorens zij in het entrepot gingen, gewogen worden. De overige panden bevonden zich ter plaatse van het huidige 'Aquartis' en hadden de namen van de vier jaargetijden Lente, Zomer, Herfst en Winter. Tot de sloop van deze Seizoenspanden was de noordzijde van het Entrepotdok een aaneengesloten rij pakhuizen van 800 meter. De Nieuwe Rapenburgergracht heette voortaan Entrepotdok.

Entrepotdok, 1951 Entrepotdok, 1973

Aan het eind van de 19de eeuw wordt van verschillende zijden aangedrongen op de stichting van een modern gemeentelijk Handels Entrepot voorzien van moderne hijsinstallaties en beter toegankelijk voor grote zeeschepen. Hierbij speelt de aanleg van het Noordzeekanaal en de aanleg van de spoorwegdijk een belangrijke rol.
De betekenis van het Entrepot neemt af en in 1890 neemt Amsterdam het hele complex over van het Rijk voor ca. fl. 2,5 miljoen, wel met de verplichting om een Gemeentelijk Handels Entrepot te stichten. Dit nieuwe Entrepot wordt in 1895 in gebruik genomen en het oude Entrepotdok verliest zijn oorspronkelijke functie.
De Gemeente Amsterdam gaat over tot het verhuren van pakhuizen aan particulieren. Dubbele en drievoudige pakhuizen worden verbouwd en aangepast aan de nieuwe eisen. In de periode 1915-1930 werden veel kappen vervangen door platte daken en werden hier en daar extra verdiepingen toegevoegd. De verbouwingen waren grotendeels gericht op het wegnemen van achterstallig onderhoud. Nagenoeg alle achtergevels hebben tegenwoordig een rechte beëindiging, hetgeen een monotoon beeld oproept. Daarna is er weinig meer gedaan aan het Entrepotdok.

Entrepotdok, 1954 Entrepotdok, 1955 Entrepotdok 1-66 Entrepotdok, 2001

Omstreeks 1983 vindt onder leiding van architectenbureau J. en A.J.van Stigt aan het gehele Entrepotdok de verbouw tot woningen plaats. Opdrachtgever was Woningbouwvereniging De Dageraad.
Voor de pakhuizen van 14-51 geldt dat er in eerste instantie van werd uitgegaan achter de gevel alles te slopen. De kostenervaring met het uitkernen van de pakhuizen 52-78 was echter dermate positief dat ook bij deze serie pakhuizen hiertoe werd besloten. Er stond wel tegenover dat het hier om negen bouwdelen ging van gemiddeld 33 meter diep waarvan een aanzienlijk aantal met zware brandschade. Alle delen hebben eigen afwijkende verdiepinghoogten. Uiteindelijk zijn hier 214 woningen, 20 groepswooneenheden (= 234 woningequivalenten), 46 bedrijfsruimten (4.300m2) en 9 atelierruimten verwezenlijkt. In het bouwdeel van 52-84 zijn 169 woningen, 4 atelierwoningen en 4 woongroepen opgenomen alsmede 10.400m2 bedrijfsruimte en 132 parkeerplaatsen.
De toenmalige bewoners van het kraakpand Wijers aan de Nieuwezijds Voorburgwal kregen in 1984 van de gemeente het aanbod om de toen moeilijk verhuurbare bedrijfsruimtes op de begane grond te betrekken in ruil voor het opgeven van het kraakpand. Dit is door de krakers geweigerd, want men vond het Entrepotdok te ver buiten het centrum liggen.
Met de heropening van het voormalig douaneterrein kon ook weer een brug naar de Plantage Kerklaan in gebruik worden genomen. Dat is de Nijlpaardenbrug (brug 1907); een ophaalbrug voor fiets- en voetverkeer uit 1987.

Entrepotdok, Duikstertje Entrepotdok, Duikstertje

In 2019 werd op een dukdalf in het water het beeldje ‘Het duikstertje’ van Street Art Frankey neergezet. Zijn geestige kleinschalige creaties verdwijnen vaak na enige tijd weer zodat niet zeker is of u het beeldje nog aantreft.

Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis

Naam: Hellebaardierswachthuis
Adres: Entrepotdok 1
Architect: Publieke Werken; -
Bouwtijd: 1923; >2001
Opdracht: Gemeente Amsterdam; -
Het posthuis is in Amsterdamse Schoolstijl gebouwd voor de hellebaardiers en de douane en staat ook wel bekend als het hellebaardierswachthuis. Dit korps bestond uit ongeveer dertig man en bewaakte de Houthaven, het Oude Entrepotdok en het Nieuwe Entrepotdok. Het gebouwtje staat aan de westkant van het Entrepotdok aan het water en haaks op het bestaande gebouw van het (Oude) Entrepotdok aan het Kadijksplein 1-2-3. In de vijftiger jaren wordt het gebouw in gebruik genomen voor de centrale verwarming van het administratiegebouw. Waar de twee gebouwen aansluiten wordt een hoge schoorsteen gebouwd. Uit archiefbeelden blijkt dat er in de jaren 80 een traiteur gehuisvest was.

Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis Entrepotdok 1, Hellebaardiershuis

Al in 1992 wordt een aanvraag gedaan om het gebouwtje te veranderen en vergroten om er een woonhuis van te maken. Hiervoor moest een bouwlaag op het gebouwtje komen waarmee het een geheel ander aanzicht krijgt. De toestemming komt wel maar de verbouwing laat tot na 2001 op zich wachten.

Entrepotdok 3-12 Entrepotdok 7-14 Entrepotdok 11-12 Entrepotdok 13

Entrepotdok 3-13 loodsen Amsterdam, Arnhem, Amersfoort, Assen, Almelo, Brussel, Beverwijk, Bolsward, 11, Bergen, pakhuis Bergen op Zoom.
Architect: -; Philip Theodorus Mohr; J. en A.J.van Stigt
Bouwtijd: Pakhuis 13 (Bergen op Zoom): <1750: 1988; loodsen 3-12: 1888
Op 27 maart 1885 zijn in deze serie de pakhuizen Assen en Almelo ingestort. Uit het verslag van de jaarvergadering van het Rijksentrepot wordt duidelijk dat dit zonder enige voortekenen gebeurd zou zijn. Het zwakke punt was kennelijk bij de achtergevels die volgens het verslag uiteenweken waardoor de dragende constructie steun kwijt raakte en de tussenmuur van de pakhuizen deels de grond werd ingedrukt. Uit een naderhand ingesteld onderzoek wordt duidelijk dat de pakhuizen 1-13 rijp zijn voor de sloop. De sloop heeft eind 1885 plaats.
Volgens een oud stadskeur hebben de pakzolders een maximaal draagvermogen van 1000 Amsterdamse ponden (ca.500kg) per vierkante el. Het komt neer op een max. belasting van 70.000 tot 100.000 kg per zolder. Volgens opgaven zou de belasting 160.000 tot 200.000 kg suiker en rijst zijn geweest. Na de instorting liggen de balen nog netjes gestapeld. Op de benedenverdieping was een voorraad van 60.000 flessen wijn gelegen in eigendom van de firma Koopmans en Bruinier. Deze lijken volgens krantenberichten meer te hebben geleden, zeg maar verloren gegaan.
De 8 zolders waren afgehuurd door de firma’s Van Essen Tieman, Funke Baron & Co., Paris Middendorp (suiker en rijst), Van der Velden (gedistilleerd). De kelders zijn het domein van de firma Canne & Rouffaer.
Van de genoemde bedrijven is alleen Koopmans & Bruinier nog terug te vinden. Deze vennootschap werd opgericht op 2 februari 1865 door Ansko Koopmans, Guillaume Jan Hendrik Bruinier uit Abcoude en Jonkheer Herman Trip, waarbij de laatste mogelijk als stille vennoot fungeerde. De firma trad op als agent van de fa Martell & Co, alsmede Jönköping lucifers. In 1890 is de enige firmant Jonkheer Herman Trip (1865-1935), de zoon van Herman Trip (1835-1905). Inmiddels is de firma overgenomen door Intercaves en gevestigd in Zwolle. (1998)
In een krantenartikel van november 1894 wordt gemeld dat er weer een grote aanvoer van suiker is in het Entrepotdok. Er werken 400 tot 500 man per dag in ploegen van 6 tot 12 personen. Zij lossen de schepen met balen van 100kg die daarna de pakhuizen in worden gedragen. De ‘goede’ verdienste is 35 cent per 100 balen, wat neer komt op een daggeld tussen 6 en 7 gulden. (Voor de snelle rekenaars: fl 7,- / 0,35 = 20 x 100 balen = 2000 x 100 kg = 200.000 / 10 personen = 20.000 kg p.p.p.d., een bijna onmogelijke opgave als je rug nog langer mee moet dan één week.)
In een krant van 1889 wordt vermeld dat hier in 1888 ruim 72 miljoen kilo suiker werd overgeslagen.

Op een kredietaanvraag voor herbouw van de pakhuizen wordt door de minister van financiën negatief beslist. Niet in de laatste plaats omdat het lijkt dat dit Rijksentrepot op deze plaats zijn langste tijd gehad lijkt te hebben. Hij gaat wel mee in de aanvraag voor de bouw van vijf loodsen op de bestaande fundering van de tien afgebroken pakhuizen. Ze zijn in 1888 gereed. Een situatietekening van 1910 laat weten dat hier 'het huidenetablissement’ gevestigd is.
In 1885 wordt een reeks van vijf geschakelde loodsen in opdracht van de gemeente Amsterdam gebouwd ter vervanging van de ingestorte en afgebroken pakhuizen. De dertig meter diepe loodsen zijn naar ontwerp van de bouwkundig opzichter van het entrepot, Philip Theodorus Mohr (1843-1919) gebouwd in neo-renaissance stijl. Er is geen loods met de nummers 1 en 2 herbouwd, wel was er een houten aanbouwsel van later datum aan de linkerzijde van loods 3-4. De linker zijgevel van loods 3-4 heeft nog de oorspronkelijke muurdammen. De voor- en achtergevels zijn in oorsprong identiek. Aan de waterkant is later een huis met nummer 1 gebouwd en voor de kade ligt een woonschip met nummer 2.
Bij de verbouwing van opslagterrein naar woongebied is de platte loods naast 11-12 rond 1990 afgebroken en geeft nu toegang tot het Entrepotdok vanaf de Laagte Kadijk. Omdat versterking van pakhuis 14 nodig was door middel van steunberen, werd besloten om met geringe meerkosten een versterkt pakhuis tegen pakhuis 14 aan te bouwen. Eind 1886 was pakhuis 13, in de linker bouwmuur voorzien van zes steunberen met een doorsnede op begane grond van 1x1 m. klaar. In 1 januari 1972 valt het pakhuis op 13 samen met nummer 14 ten prooi aan de vlammen. Beide pakhuizen dienden als opslag voor speelgoed.
In pakhuis Brussel hield veembedrijf Brinkman Koope & Co. kantoor.

Entrepotdok 13-15 Entrepotdok 13-14 Entrepotdok 15-17

Entrepotdok 14-17 pakhuizen Coevorden, Cortryk, Dordrecht, Doornik.
Bouwtijd: <1750; 1988
Architect: - ; J. en A.J.van Stigt
De pakhuizen 14 tot en met 17 waren oorspronkelijk twee dubbele pakhuizen met kelder, drie verdiepingen en een begaanbare kapverdieping. Omstreeks 1915 zijn de kappen na een brand vervangen door platte daken, met aan de voorzijde een benepen kap voor de hijsinrichting. De begaanbare kapverdiepingen kwamen daardoor te vervallen.
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.

Entrepotdok 3-36 Entrepotdok 13-54 Entrepotdok 16-19 Entrepotdok 18-20 Entrepotdok 18-20 Entrepotdok 19-21

Entrepotdok 18-20 pakhuizen Deventer, Delft, Delftshaven.
Bouwtijd: <1750; 1988
Architect: - ; J. en A.J.van Stigt
De pakhuizen 18 tot en met 20 hadden drie afzonderlijke tuitgevels. De gevelindeling leek in veel opzichten op de pakhuizen 14-17, elk pakhuis had per verdieping een hijsluik met aan beide kanten een klein raam, drie verdiepingen, een begaanbare kap met een hijsluik. Bij de verbouwing van de pakhuizen 14-17 werden ook de kappen van 18-20 vernieuwd. Hier werd de kapverdieping voorzien van een plat dak, waardoor ze nu een verdieping meer tellen. Rond 1974 zijn deze pakhuizen grotendeels uitgebrand.
In pakhuis Deventer (18) hield het Schotscheveem kantoor.
In pakhuis Delft (19) hield het Blauwhoedenveem kantoor.
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.

Entrepotdok 21-24 Entrepotdok 24-26

Entrepotdok 21-24 pakhuizen Delfzijl, Dinant, Diest, Enkhuizen.
Bouwtijd: <1750; 1988
Architect: - ; J. en A.J.van Stigt
De pakhuizen 21 tot en met 24 zijn dubbele pakhuizen met aanvankelijk trapeziumvormige topgevels. Het afwijkende karakter wordt bepaald door het enkele hijsluik per twee pakhuizen, met aan beide zijden van het hijsluik drie kleine ramen. Er is geen souterrain en ze tellen zes verdiepingen inclusief de kap. In de topgevel bevonden zich een aantal gevelstenen (vier of twaalf). Ook hier zijn rond 1915 de topgevels verdwenen en de koppen vervangen door platte daken.
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.

Entrepotdok 24 Entrepotdok 24

Wijnhandel van Johannes Boelen.
Het lutherse geslacht Boelen is van Oostfriese oorsprong. Veel Oostfriezen vertrokken tijdens en na de 30-jarige oorlog (1618-1648) naar de welvarende Republiek. Zo ook Matthijs Jansen Bo(e)len, die zich in het midden van de 17de eeuw in Amsterdam vestigde. Evenals zijn familieleden was hij werkzaam in de lakennijverheid. Zijn kleinzoon Johannes (1710-1791), die in 1733 trouwde met Alida Cornelia van den Broek, dochter van een Amsterdamse wijnkoper, legde in dat jaar als wijnkoper de poorterseed af. Vanaf deze Johannes is het beroep van wijnkoper van vader op zoon overgegaan.
Op 16 oktober 1733 schreef Johannes Boelen zich in als 'Wijncooper' in Amsterdam. In een reeds bestaande wijnkoperij startte hij zijn eigen onderneming. Het bedrijf werd eeuwenlang van generatie op generatie overgedragen en groeide uit tot een toonaangevende handelsonderneming in kwaliteitswijnen en gedistilleerd. Na de verkoop aan Bols was Jacobus Boelen één van de bedrijven die gezamenlijk fuseerden tot een nieuwe onderneming Oud Reuchlin & Boelen (OR&B). Anno 2015 is de naam Jacobus Boelen weer terug op de markt, als het onderdeel van OR&B dat zich richt op de top gastronomie.
De wijnopslag was lange tijd in het Entrepotdok, maar de precieze nummering is niet bekend. Een krantenartikel vermeldt 29-30-31, maar foto’s stemmen hier niet mee overeen en doen denken aan 24-25-26.

Entrepotdok 23-32 Entrepotdok 25-29 Entrepotdok 26-28 Entrepotdok 27-29 Entrepotdok 27-29

Entrepotdok 25-29 pakhuizen Edam, Eindhoven, Elburg, Franeker.
Bouwtijd: <1750; 1988
Architect: - ; J. en A.J.van Stigt
Opvallend van de in 1710 gebouwde pakhuizen 25 en 26 is de hoogte. De gebouwen telden inclusief de kap zeven verdiepingen. Omstreeks 1928 is de kap gesloopt evenals enkele verdiepingen. Zo werd twee etages lager een nieuw plat dak gemaakt met ruimte voor de hijsinstallatie.
25: Op een gevelsteen van ca.1710 is een staande visser afgebeeld, die over zijn linkerschouder een pikhaak draagt, waaraan een groot net hangt. In zijn rechterhand houdt de man een grote vis. Naast de steen met de visser is een tekststeen met: pakhuys Den Visscher anno 1710. In het buurpand zit een gevelsteen met een zeeridder ofwel: een zeemeerman. Beide stenen zaten tot 1928 in de top van een dubbel pakhuis. Bij de restauratie van het pand en een verlaging van de kap zijn beide gevelstenen, ter weerszijden van de hijsbalk, in de nieuwgebouwde top herplaatst. De steen is afkomstig uit het pakhuis op 26.

Entrepotdok 25 Entrepotdok 25 Entrepotdok 25 Entrepotdok 26 Entrepotdok 26

26: Op deze gevelsteen is een naar rechts zwemmende 'zeemeerman' afgebeeld. Hij heft met de linkerhand een zwaard op en houdt met de andere hand een rond schild vast. De gekrulde geschubde staart eindigt in een drietand. Langs de bovenrand zijn gestileerde wolken. Op de steen aan de rechterzijde staat: pakhuys Den Zeeridder anno 1710. De steen is afkomstig uit het pakhuis op nummer 25. Aansluitend aan deze verbouwing werden de pakhuizen 27-28-29 met een verdieping verhoogd waarbij ook deze pakhuizen een plat dak kregen.
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.

Entrepotdok 28-31 Entrepotdok 29-35 Entrepotdok 30-31 Entrepotdok 32-33 Entrepotdok 34-36 Entrepotdok 33-35 Standvink

Entrepotdok 30-35 pakhuizen Groningen, Gent, Gorcum, Gouda, Goes, 's Gravenhage.
Architect: Gerrit Moele jr.; J. en A.J.van Stigt
Bouwtijd: 1830; 1988
Deze pakhuizen werden deels op de Korte Kerkstraat gebouwd, waardoor de rechte doorverbinding van Plantage Kerklaan naar Hoogte Kadijk kwam te vervallen. Omdat het Entrepotdok tot een afgesloten en bewaakt douaneterrein werd, was deze doorverbinding niet meer wenselijk. Karakteristiek voor deze pakhuizen was de ronde boog in de geveltop die afgesloten werd met een rechte kroonlijst. Het waren drie dubbele pakhuizen met standvinken. Vermoedelijk rond 1890 zijn de standvinken vervangen door bouwmuren. Ook hier zijn omstreeks 1915 de topgevels en kappen vervangen door rechte gevelbeëindiging en platte daken. (Een standvink is een tussenstijl van een (meestal) in de lengterichting van het gebouw lopende steunconstructie. Met tussenstijl wordt bedoeld dat deze niet aan de muur is bevestigd (‘midden in de ruimte’). De standvink heeft aan weerszijden korbelen om de balk goed te ondersteunen. Bij de meeste dubbele en drievoudige pakhuizen aan het Entrepotdok waar standvinken waren toegepast, zijn, bij de overgang van eigendom naar de gemeente, deze vervangen door bouwmuren.)
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.

Entrepotdok 36a-39 Entrepotdok 36-37 Entrepotdok 36-37

Entrepotdok 36-36a-37 pakhuizen Harlingen.
Bouwtijd: <1750; 1988
Architect: - ; J. en A.J.van Stigt
De pakhuizen 36-36a-37 vormden in de 18e eeuw een dwars pakhuis van 7 meter diep en 16 meter breed met daarachter een erf. Rond 1830 bij de bouw van de andere pakhuizen werden hierachter de pakhuizen 36a en 37 uitgebouwd tot een diepte van 30 meter en ter plaatse van 36 een poort gemaakt. Achter de poort bleef een pad van 4 meter breedte open, dat rond 1890 is dichtgebouwd met pakhuis 36. Om de aangebouwde pakhuizen toegankelijk te maken werden grote doorbrekingen in de achtergevel van het oorspronkelijke pakhuis gemaakt. Na 1920 is het zadeldak, met uitgebouwde dakkapel ter plaatse van het hijsluik, vervangen door een plat dak en een gevel in ‘Amsterdamse Schoolstijl’. Rond 1930 werden de achterliggende delen op dezelfde hoogte gebracht door de toevoeging van een bouwlaag bij pakhuis 36a-37 en twee bouwlagen bij pakhuis 36.
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.

Entrepotdok 36-84 Entrepotdok 37-41 Entrepotdok 38-41 Entrepotdok 38-51

Entrepotdok 38-41 pakhuizen Harderwijk, Helder, ’s Hertogenbosch, Hoorn.
Bouwtijd: <1750; 1988
Architect: - ; J. en A.J.van Stigt
Deze pakhuizen waren tot ongeveer 1930 twee dubbele pakhuizen met twee trapeziumvormige topgevels. Na 1930 zijn ook hier de kappen gesloopt en vervangen door platte daken, de topgevels werden vervangen door een rechte gevelbeëindiging met een sierrand voor de hijsbalkopbouwen.
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.

Entrepotdok 41-43 Entrepotdok 43-45 Entrepotdok 45-47 Entrepotdok 46-49 Entrepotdok 47 Entrepotdok 42-60

Entrepotdok 42-47 pakhuizen Leiden, Leeuwarden, Leuven, Luik, Luxemburg, Lemmer.
Bouwtijd: <1750; 1988
Architect: - ; J. en A.J.van Stigt
Hier staan zes pakhuizen, waarvan de twee buitenste afwijkend zijn van de vier er tussen. De buitenste pakhuizen waren 42.50 meter diep (150 voet) en namen daarmee de hele geveldiepte tussen kade en Laagte Kadijk in beslag. De vier andere pakhuizen ertussen hadden dezelfde bouwdiepte als alle andere tot nog toe beschreven pakhuizen (ca.32 meter of 110 à 115 voet). De twee pakhuizen aan de buitenrand hadden bovendien in tegenstelling tot de vier andere geen souterrain.
Rond 1930 zijn hier drastische veranderingen aangebracht. De topgevels en daken werden gesloopt, evenals het uitgebouwde deel van pakhuis op 42. Dit pakhuis werd vervolgens ongeveer 1 meter verhoogd. De topgevels van 43 tot en met 46 werden min of meer in dezelfde vorm teruggebracht, zij het met een kap over slechts enkele meters diepte, daar achter werd het dak plat. Hetzelfde gold voor de achtergevels, waarbij 42 een geheel nieuwe achtergevel kreeg. Bij het pakhuis op 47 bleef de achteruitbouw bestaan. Het gedeelte ervoor werd echter opgehoogd tot dezelfde hoogte als de naastgelegen pakhuizen 48 tot en met 51. Dit leverde een zeer lage extra verdieping op. In het achtergevelvlak van de naastgelegen pakhuizen 46 en 48 werd een apart onderheide tussenmuur gebouwd die de nieuwe topgevel moest dragen. Tevens werd een deel van de rechter bouwmuur vervangen en opnieuw onderheid.
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.
In pakhuis Luik (45) hield het Withoedenveem kantoor.

Entrepotdok 48-51 Entrepotdok 48 Entrepotdok 48 Entrepotdok 49 Entrepotdok 50-51

Entrepotdok 48-51 pakhuizen Maastricht, Middelburg, Mechelen, Meppel.
Bouwtijd: <1750; 1988
Architect: - ; J. en A.J.van Stigt
Deze vier identieke pakhuizen zijn gebouwd met een tuitgevel en hebben geen souterrain. Ze bestaan uit vijf bouwlagen met kap. Tegelijk met de buurpanden van 42 tot en met 47 zijn hier de topgevels en kappen op gelijke wijze vernieuwd: over enkele meters voor en achter een gelijkvormige nieuwe topgevel en kap en daartussen een plat dak.
48: Een gevelsteen uit de eerste helft van de 18de eeuw zit midden boven het hijsluik van de eerste verdieping van het huidige pakhuis Maastricht. De steen toont het wapenschild van de Jacob Wijnkoop. Het wapen is aan een gestrikt lint opgehangen. Jacob Wijnkoop, geboren in 1686, was koopman, walvisreder en kapitein van de burgerwacht. Zijn vader was burgemeester van Hoorn. Het schild is in vier 'kwartieren' verdeeld, waarvan in twee kwartieren een klimmende leeuw is afgebeeld. De gouden vorm rechtsonder stelt waarschijnlijk een berg voor.
49: Deze gevelsteen uit de eerste helft van de 18de eeuw zit midden boven het hijsluik van de eerste verdieping van pakhuis Medemblik. De gevelsteen toont een hangend wapenschild. Het zou het familiewapen van Elisabeth Boelens, de echtgenote van Jacob Wijnkoop, zijn. Het wapen is verticaal gedeeld en draagt op de linkerhelft een staande vogel terwijl de andere helft door een horizontale balk gedeeld is. Het wapen lijkt aan een strik te hangen. Indien het wapen inderdaad het familiewapen van de familie Boelens is moet de vogel een ooievaar voorstellen. Andere gevelsteenonderzoekers ziin de mening toegedaan dat de vogel overduidelijk een dodo is.
Omstreeks 1988 vindt de verbouw tot woningen plaats.

Entrepotdok 50-53 Entrepotdok 53-56 Entrepotdok 52-57 Entrepotdok 55-57

Entrepotdok 52-78 pakhuizen Muiden, Medemblik, Monnickendam, Naarden, Nijmegen, Ostende, Purmerend, Roermond, Schiedam, Stavoren, Tilburg, Texel, Utrecht, Verviers, Veere, Vlissingen, Venlo, Veendam, Vianen, Warmenhuizen, Weesp.
Architect: Jan de Greef (Stadsbouwmeester)
Bouwtijd: 1830
Tussen 51 en 79 waren een aantal tuinen, herbergen met kolfbanen en het Kaarsenhofje gelegen. Aan de Laagte Kadijk stonden woonhuizen achter de pakhuizen. In 1827 werd dit alles aangekocht waarna de invulling met de nummers 52-78 plaats kon vinden.
Een grote serie van 27 pakhuizen is gebouwd in 1828-1829 en verschilde in enkele opzichten van het eerder gangbare type pakhuizen. Inmiddels zijn veel van deze verschillen verloren gegaan. Meest opvallend zijn de afmetingen. De 27 pakhuizen zijn als één gebouw ontworpen. Ze zijn opgebouwd uit negen keer drie pakhuizen, een indeling die in de gevel tot uiting komt in eenvoudige rechte pilasters ter plaatse van de scheiding tussen twee eenheden van drie pakhuizen. De gevelbeëindiging bestond aan de voorzijde uit een doorgaande rechte goot en langskap over alle pakhuizen, slechts onderbroken door een dakkapel per drie pakhuizen. Achter de langskap sloten per eenheid van drie pakhuizen drie dwarskappen aan.

Entrepotdok 58-60 Entrepotdok 59-60 Entrepotdok 61-63 Entrepotdok 61-78

Een eenheid van drie pakhuizen was per verdieping ongeveer 39 meter diep en 15 meter breed met een voorruimte voor trappen en hijsverkeer. Ze waren hierdoor uitermate geschikt voor de grootschalige graanopslag waar de pakhuizen in eerste instantie voor dienden. De grote open ruimten die slechts gesteund werden door standvinken zijn waarschijnlijk rond 1890 bij de overgang in gemeentehanden vervangen door dubbelsteens muren.
Rond 1930 zijn de kappen geheel gesloopt en werd de onderliggende vloer omgebouwd tot dak. De doorgaande langskap aan de voorgevel werd vervangen door een schilddak per drie pakhuizen. Al omstreeks 1910 was de kap van de eerste zes pakhuizen gesloopt en vervangen door een doorgaande opbouw over de volle diepte en breedte van de pakhuizen met een vrije hoogte van bijna vier meter.

Entrepotdok 64-66 Entrepotdok 67-69 Entrepotdok 73-75 Entrepotdok 76-78 Entrepotdok 55-75

Rond 1985 vindt de verbouwing tot woningen plaats. In het souterrain worden parkeerplaatsen aangelegd. De volgende laag is bedoeld voor kantoren, winkels, galeries. Niveau 2, op 5,5 meter boven het maaiveld is een tweede straatniveau. Van hier is de ontsluiting van 3 tot 4 lagen woningen via trappenhuizen en liften. Deze trappenhuizen zijn telkens gelegen in het midden van een eenheid van drie pakhuizen. De pleinen op niveau 2 zijn het resultaat van het uitkernen van de ruim 42 meter diepe pakhuizen. Zo ontstaan er voor- en achterwoningen van ruim 13 meter diep en 5,6 meter breed. In de panden 52-56 zijn de oude standvinken-kapconstructies gebleven evenals de grote shed-daken. In deze ruimtes zijn atelierwoningen gekomen.

Entrepotdok 78-80 Entrepotdok 81-84 Entrepotdok 81-83 Entrepotdok 79-84 Entrepotdok 83-84 Entrepotdok 84

Entrepotdok 79-84 pakhuizen Winschoten, Woerden, Zaandam, Zierikzee, Zwolle, Zutphen.
Bouwtijd: 79-82 <1750, 83-84 1800-1820; 79-84 1988
Architect: - , -; J. en A.J.van Stigt
De laatste zes pakhuizen zijn te onderscheiden in twee delen. De pakhuizen 79-82 dateren al van voor 1750, de pakhuizen 83-84 zijn waarschijnlijk rond 1810 bijgebouwd. Op oude kaarten zijn aanvankelijk vier pakhuizen te zien, later zes. En er zijn minimale verschillen in opbouw tussen de vroegere en latere pakhuizen. De nummers 83-84 hebben een grotere breedte en iets afwijkende gevelindeling. Alle panden bestaan uit een souterrain en vier verdiepingen. Ook hier zijn de kappen omstreeks 1930 vervangen door platte daken. Bijzonderheid hierbij is dat de dakverdieping ondersteund door standvinken over de zes pakhuizen doorloopt. Tegelijk met het dak zijn ook de topgevels en vanaf de tweede verdieping de zijmuur van nummer 84 vernieuwd.
Omstreeks 1985 vindt de verbouw tot woningen plaats waarbij de oude standvinken-kapconstructies zijn gebleven waardoor de grote vrije ruimte zoveel mogelijk in tact is gelaten. Deze bovenste woonlaag was voorzien voor het huisvesten van woongroepen.

Entrepotdok 85 Entrepotdok 85 Entrepotdoksluis 4, Laagte Kadijk 104-125 Entrepotdok 86

Naam: Magazijn West
Adres: Entrepotdok 85
Architect: C.W.M.Klein; Martin Wijnen
Bouwtijd: ca.1840; ca.1987
Van origine zijn hier twee aansluitende lage loodsen gebouwd. Het zijn erg grote pakhuizen zonder zolders. De opslag geschiedt hier, onder beheer van de magazijnmeester, in het bijzonder van ongesponnen katoen, vaten Amerikaansche tabak, honig en suiker. Al in 1981 was besloten om Magazijn West af te breken dit ondanks verzet van buurtbewoners. Op deze plek kwam een nieuwbouwcomplex met woningen en groepswoningen, ontworpen door Martin Wijnen van het Bureau Blom Van Assendelft Koning, nu Laagte Kadijk 104-125 en Entrepotdoksluis 4. Hiermee ging het karakteristieke stukje Entrepot rondom de sluis verloren.

Entrepotdok, 1973 Entrepotdok, 1940 Entrepotdoksluis, 2023 Entrepotdoksluis, 2023

Armand Sunierbrug, in de administratie bekend als brug P-83 (niet bij de gemeente in beheer), na 1952 brugnummer 327.
De draaibrug werd rond 1848 aangelegd onder toezicht van de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij over de zuidelijke sluisdeuren van de Oude Entrepotdoksluis, tussen het Entrepotdok en de Nieuwevaart. De brug was 3,94 meter breed en moest 15,35 meter overspannen. Treinen zorgden voor af- en aanvoer van in en uit te klaren goederen.
In 1928 was de brug maanden uit roulatie voor herstelwerkzaamheden iets wat in 1932 werd herhaald. In 1952 volgde vernieuwing van de brug. Het werd een bijzondere draaibrug. Meestal wordt bij draaibruggen gebruik gemaakt van één of twee armen. Het scharnierpunt bevindt zich dan in het midden van de doorvaart (gelijkarmige draaibrug, tweearmig) of op een van de landhoofden (ongelijkarmige draaibrug, eenarmig). Vanwege die draaiing hebben draaibruggen aan beide zijden van de armen ronde uiteinden om aan de sluiten bij de wal. Deze brug 327 is echter een combinatie van twee ongelijkarmige draaibruggen; de draaipunten bevinden zich op beide landhoofden.

Entrepotdok, 2023 Entrepotdok, 2023 Entrepotdok, 2023 Entrepotdok, 2023

Voor de aansluiting in het midden moest een oplossing gevonden worden. Ronde uiteinden zouden niet op elkaar aansluiten; rechthoekige uiteinden zouden opening van de brug onmogelijk maken. De oplossing werd gevonden door een scheve scheidslijn tussen beide brugdekken. Dat zorgde ervoor dat de brug wel in een bepaalde volgorde geopend moest worden. Allereerst moesten beide brugdekken ‘afgezet’ worden van de steunpunten. Dan moest de oostelijke arm geopend worden (aan de kant van nummer 86) en vervolgens de westelijke arm (bij nummer 85), sluiting moest in omgekeerde volgorde. Uiteraard moesten beide brugdekken weer vastgezet ‘opgezet’ worden.
In september 2020 besloten Burgemeester en wethouders van Amsterdam de brug te vernoemen naar de bioloog en derde directeur van Artis Armand Louis Jean Sunier.

Entrepotdok tegenover 86 Entrepotdok tegenover 86 Entrepotdok 86 Entrepotdok 86 Entrepotdok 86

Naam: Magazijn Oost
Adres: Entrepotdok 86
Architect: C.W.M.Klein
Bouwtijd: ca.1840
Van origine zijn hier twee aansluitende lage loodsen gebouwd. Het zijn erg grote pakhuizen zonder zolders. De opslag geschiedt hier, onder beheer van de magazijnmeester, in het bijzonder van ongesponnen katoen, vaten Amerikaansche tabak, honig en suiker.

Entrepotdok 87-98 Entrepotdok 87-93 Entrepotdok 93-98

Entrepotdok 87-98 Kalenderpanden ‘de Twaalf Maanden’, pakhuizen Januari, Februari, Maart, April, Mei, Juni, Juli, Augustus, September, October, November, December.
Bouwtijd: 1838-1840; 2007
Architect: C.W.M.Klein; Claus en Kaan
De pakhuizen hebben een bouwhoogte van vier bouwlagen, kelder en kap naar ontwerp van C.W.M.Klein. Elk pakhuis heeft in het midden vier rechte pakhuisdeuren en een kelderingang in een strook aangeschakeld. Links en rechts van het midden treft men op elke etage vensters met luiken aan, die bij de eerste, tweede en kelderverdieping betralied zijn. Op de begane grond treft men om de twee pakhuizen de ingangsdeur onder een boog aan. Boven deze ingang zit per etage een rond venster. De gevels van het gehele complex zijn beëindigd met een doorlopende rechte lijst. In de zijgevels van 87 en 98 treft men per etage zes vensters aan, met daartussen pilasters. De kelders van deze pakhuizen dienen gedeeltelijk tot opslag van wijn en gedistilleerd en verder tot opslag van tin. De zolders zijn merendeels in gebruik voor koffie van de Nederlandsche Handelmaatschappij. In het pakhuis November (97) hield het Friescheveem kantoor.

Entrepotdok 96-98 Entrepotdok 97-98 Entrepotdok 97-98

Op de begane grond en de eerste verdieping zijn in de zijgevel van 98 zijn zes groepjes van twee vensters van recentere datum aangebracht. In de voorgevels van de 94 tot en met 98 zijn de meeste oude luiken en pakhuisdeuren vervangen door moderne vensters en deuren met roedeverdeling. De betraliede vensters op de begane grond zijn nog aanwezig. De achtergevels hebben flauwe punttoppen met natuurstenen afdekkingen. Elke etage heeft drie luiken en/of vensters met ramen. De drie kelderramen zijn voorzien van tralies. De oorspronkelijke fraaie gietijzeren standvinken-constructies op de bovenste twee verdiepingen zijn nog aanwezig. Van de gietijzeren standvinken wordt aangenomen dat deze geleverd zijn door de firma Sevenbergen en de Lannoij gevestigt aan de Nieuwe Achtergracht bij de Weesperstraat.

Entrepotdok 88-90

Eén van de gebruikers van de pakhuizen 88-90 was Ferwerda & Tieman, een 19de-eeuws bedrijf dat wijnen importeerde en bottelde. Het leverde aan goed bekend staande restaurants en maakte flink reclame in kranten, voor ‘zuivere en billijke wijnen’. Het was opgericht in 1882 en adverteerde al in 1887 in dagbladen als ‘de grootste detailwijnhandel in Nederland’. In 1889 had het bedrijf 23 depots, kelders, pakhuizen en proeflokalen verspreid over Nederland. De lotgevallen van de familie en de wijnfirma zijn beschreven in twee door de firma uitgegeven gedenkboeken, naar aanleiding van het 200-jarig bestaan in 1933 en het 225-jarig bestaan in 1958.

Entrepotdok 87-89 Entrepotdok 90-92 Entrepotdok 92-94 Entrepotdok 95-96 Entrepotdok 96-98 Entrepotdok 93-98 Geschutswerf 3-17
Entrepotdok

De pakhuizen 96, 97 en 98 waren al voor 1940 bij het GEB in gebruik. In de 60-er jaren was op de benedenverdieping van deze panden de afdeling voor gasmeterherstel ondergebracht. In de 50-er jaren waren ook 94 en 95 bij het GEB in gebruik gekomen evenals de benedenverdieping van 93.
De panden werden na het vertrek van het GEB aanvankelijk gekraakt, onder meer door kunstenaars. De gemeente weigerde water aan te sluiten en ontruimde de panden in 2000.
Na het voltooien van het sociale woningbouwproject zijn de pakhuizen tussen de Entrepotdoksluis en de Geschutswerf verbouwd tot koopappartementen in de vrije sector. Architectenbureau Claus en Kaan creëerde hier in 12 panden 48 appartementen, waarvan tien lofts met bedrijfsruimten en drie ateliers. Een appartement kostte in 2007 meer dan € 800.000,-. De achtergevel werd tien meter ingekort zodat een gemeenschappelijke zone ontstond geschikt als entreegebied. Vervolgens werden hier nog 44 erg diepe appartementen gebouwd.

Hoogte Kadijk 202-206, 1830 Hoogte Kadijk 202-206, 1833

Naam: Aquartis
Adres: Entrepotdok 110-220 voorheen Hoogte Kadijk 202-206
Bouwtijd: 2001
Architect: DOK architecten (Liesbeth van der Pol)
Aan het eind van de Nieuwe Rapenburgergracht lag op het Kadijkseiland de geschutswerf van de Admiraliteit met de loodsen Lente, Zomer, Herfst en Winter. Ook dit terrein werd aangekocht voor uitbreiding van het Entrepotdok en de loodsen direct in gebruik genomen. Lente is in gebruik bij het Friescheveem voor diverse goederen, Zomer, Herfst en Winter dienen tot berging van ongesponnen katoen en suiker onder beheer van de magazijnmeester.
De Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij (NRM) besloot in 1846 tot de aanleg van een goederenspoorlijn van het Weesperpoortstation naar het Entrepotdok. De lijn eindigde zowel op de oostelijke kop van het Kadijkseiland als op de oever van de Plantage Doklaan. In 1898 kreeg de Maatschappij van Staatsspoorwegen, als opvolger van de Rhijnspoorweg, een concessie voor de hele zuidoever van het dok. De aanwezige loodsen werden afgebroken en vervangen door een goederenstation, bestaande uit een spoorwegemplacement en loodsen.
Overigens was deze zelfde NRM mede oorzaak van het sluiten van het Rijks Entrepotdok op deze plaats. De aanleg van de Oosterdoksspoordijk naar het Centraal Station belemmerde de toegang tot het dok voor grotere schepen enerzijds. Anderzijds waren het de Rapenburgersluis en Entrepotdoksluis die eveneens belemmerend werkten. Zo werd op 11 september 1895 door de gemeenteraad besloten tot het inrichten van een Nieuw Gemeentelijk Handels Entrepot. Dit werd tussen 1898-1902 gebouwd aan de Cruqiusweg.
Na de vierjaargetijdenpakhuizen eindigt het Entrepotdok met een wachthuis voor een commies der belastingen en een hellebaardier. Alleen schepen met bestemming de aangrenzende douaneloods van de Rijnspoorwegmaatschappij mogen hier passeren.

Hoogte Kadijk 202-206, 1935 Hoogte Kadijk 202-206, 1993 Hoogte Kadijk 202-206, 1989

Terug naar de voormalige geschutswerf. In 1903 werd door de Gemeente Electriciteitswerken een elektriciteitscentrale gebouwd op de plaats van de magazijnen van de Admiraliteit, waarbij de aanvoer van steenkool over water plaats vond via het water van het Entrepotdok. De overslag vond plaats in kolenbunkers waarvan een deel van de muur door de jaren heen bewaard is gebleven en met zijn imposante steunberen nu deel uit maakt van het gebouw Aquartis. Na het verdwijnen van de elektriciteitscentrale werden hier de Centrale Werkplaats en magazijnen van het GEB in gebruik genomen.

Entrepotdok 132-202 Entrepotdok 132-202 Entrepotdok 132-202

De steunmuur, een ontwerp van Hendrik Petrus Berlage, is nu opgenomen in een nieuwe plint, een ritme van gemetselde penanten met natuurstenen afdekking. Het gebouw gebruikt de volle lengte van het kavel. De vorm van deze kap is karakteristiek voor dit gebouw. Het ontleent er zijn negentiende-eeuwse sfeer aan. De gevel aan de voorzijde bestaat uit houten frames waarbinnen de gehele glazen pui kan wegklappen om zo maximaal van zon en uitzicht te genieten. De uitwerking van de gevels met enorme hoeveelheden glas geeft het gebouw de uitdrukking van moderniteit die past bij een nieuw woongebouw.

Entrepotdok 110-220 Entrepotdok 110-220 Entrepotdok 110-220 Entrepotdok 110-220

Aquartis wordt geduid als een krachtig gebouw met een specifieke ‘kadesfeer’ dat zich voegt naar zijn omgeving zonder onder te doen voor de buren: Artis, pakhuizen en de sluizen. DOK-architecten van Liesbeth van der Pol sleepte er destijds een Europese prijs mee in de wacht.
Ondanks een goede architect, een gerenommeerde bouwer en een stevige stichtingsprijs is er al na enkele jaren een algehele vervanging van de zuidgevel noodzakelijk, deze bleek zo lek als een mandje. De ingreep werd begroot op drie tot zes miljoen euro.

Entrepotdok, 2017 Entrepotdok, 2023 Entrepotdok, 2023

Nijlpaardenbrug (brugnummer 1907)
De brug is ontworpen in 1987 door architect Dirk Sterenberg. De brug werd aangelegd in de periode dat de pakhuizen van het dok werden omgebouwd tot woningen. Er kwam toen een wandel- en fietsroute tussen de Plantage en Oostelijke Eilanden. Het was wel een tijd van bezuinigingen en zodoende moest Sterenberg een bovenbouw van elders hergebruiken. (Duivendrechtsevaart en Haarlemmertrekvaart).
De naamgeving is een verhaal apart. Buurtbewoner Alexander van den Boogert zou ooit gelezen hebben dat er vele duizenden jaren geleden nijlpaarden in de buurt van Artis rondgelopen hebben. Of was dat slechts tientallen jaren geleden dat hier nijlpaarden van een schip bij het Entrepotdok naar Artis aan de Plantage Kerklaan liepen? Hij stelde in elk geval de naam voor en wilde die aanschouwelijk maken door een nijlpaardengroep van graniet half in en half uit het water aan de voet van de nieuwe brug te laten plaatsen. Dit plan werd door de Kunstraad afgewezen, maar de naam kwam er wel. De brug werd officieel Nijlpaardenbrug genoemd en de naambordjes kregen de vorm van een nijlpaard. Het lettertype is een van graficus Piet Schreuders.
De brug is aan de zijde van de kade van het Entrepotdok vrij steil voor voetgangers en fietsers. Bij het ontwerp diende rekening te worden gehouden met de waterbus waarmee in die jaren korte tijd geëxperimenteerd is; de doorvaarthoogte werd gesteld op 2,89 meter. Die hoogte bleek later onnodig; de waterbus werd lager uitgevoerd dan voorzien.

Entrepotdok, 1930 Entrepotdok, 2023 Entrepotdok, 2023 Entrepotdok, 2023

Aan het eind van het Entrepotdok ligt brug 1938 over het water van de Lijnbaansgracht. De voorganger van deze brug vormde de verbinding tussen Sarphatistraat en Plantage Doklaan en was uitgevoerd als een spoorbrug met nummer 72S. Nadat Artis in de negentiger jaren van de 20ste eeuw het voormalige rangeerterrein kreeg toegewezen werd de spoorbrug omstreeks 1995 vervangen door nieuwbouw die aansluiting gaf op de achteringang van de dierentuin. De landhoofden en pijler zijn in een mengeling van rode baksteen en grijs natuursteen uitgevoerd. De overspanning is van beton en de leuning van metaal.

Entrepotdok, 2023

Om het hoogteverschil tussen het Entrepotdok en het talud van de voormalige spoorbaan, nu de rijbaan naar brug 1938, te overbruggen is brug 1933 in het eerste decade van de 21ste eeuw gebouwd als voet- en fietsbrug. Aan de zijde van de Sarphatistraat is gekozen voor een glooiend verloop. Opvallend aan de brug is dat zij slechts over de driekwart lengte brugleuningen heeft, men kan dus vanaf de zijkant op de brug stappen.

Entrepotdok 47 Entrepotdok 70 Entrepotdok 52-58 Entrepotdok 70 Entrepotdok 70 Entrepotdok 70

Een belangrijk onderdeel van het Entrepotdok was de portaalkraan waarmee schepen werden leeggehaald of juist volgestopt. Over de gehele lengte van de pakhuizenkade lag een verdiepte rails waarop minimaal vier kranen werkzaam waren. De eerste elektrische kraan dateert van ca.1910 en was een ontwerp van de gebroeders Figee uit Haarlem. De kranen hadden een hefvermogen van 1200 kg. Na de Tweede Wereldoorlog waren de kranen verlorenen werden er in 1950 in één order vier nieuwe kranen besteld bij de ‘NV Haarlemsche Machinefabriek voorheen Gebr.Figee’. Er werd hoogstwaarschijnlijk op verzoek van de gemeente of de gebruikers/pakhuiseigenaren terug gegrepen op het al vier decennia oude model. Wel is er verbetering in de constructie doorgevoerd waarbij de oude klinknagelmethode werd opgevolgd door elektrisch lassen.
Architect Van Stigt droeg symbolisch een portaalkraan met ijzeren onderstel over, die als herinnering aan de oude functie van het Entrepotdok opgesteld is aan de waterkant ter hoogte van nummer 70.
Prijzen
Joop van Stigt ontving voor het gehele project de Wibautprijs van de Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst en De Dageraad kreeg als opdrachtgever in 1991 het Diploma van Verdienste van de Europese federatie van monumentenorganisaties Europa Nostra.

Meer lezen:
Claus en Kaan architecten
Commissaris Entrepotdok: Muilman, Willem Frederik Mogge; Tienhoven, van, Gijsbert
DOK architecten
Greef, de, Jan
Kadijksplein 1-2-3
Klein, Christiaan Willem Marinus
Mohr, Philip Theodorus
Neo-renaissance
Plantage Doklaan
Scheer, E.& A.
Schreuders, Piet
Sterenberg, Dirk Louis
Stigt, van, André
Stigt, van, Joop
Street Art Frankey

Voor het laatst bewerkt:

Bronnen:
wikipedia.nl
Entrepotdok van pakhuis tot woonhuis, Lo Witte
Bureau Monumentenzorg Amsterdam 1981
tacotichelaar.nl (Rapenburg 37)
Het voormalige Entrepotdok te Amsterdam, november 1915
Ons Amsterdam, jrg. 35, 1983, jrg. 42, 1990
De voorgeschiedenis van het Amsterdamse Entrepotdok aan de Rapenburgergracht, J.W.T.Nanninga
Entrepotdok als woningmonument, Heemschut juli/aug. 1987, Jaap Kamerling
amsterdamopdekaart.nl