Naam: d’Beeck
Adres: Herengracht 134
Architect: -; -; B22 Bouwkundig Teken- en Adviesbureau B.V.
Bouwjaar: ca.1614; ca.1750; 2022
Opdracht: Jan Pietersz de Witt; Van Beeck; The Collection (REB Projects B.V.)
Van het oorspronkelijke huis is niets meer terug te vinden. Het was gebouwd in opdracht van stokviskoper (Bergevaerder) Jan Pietersz de Witt (1558-1621) die in 1614 een aantal stadserven kocht in de nieuwe stadsuitbreiding. Jan Pietersz. de Witt was de zoon van Pieter Jansz de Witt (1525-1568) en Etgen Jandr Lansen. Hij trouwde in 1579 met Grietje Dominicus (-1582) in het Noorse Bergen. Hij hertrouwde in 1585 met Silletgen (Celia, Cecilia) Hermansdr. (1560-1624) dochter van Herman Meynertsz. en Weyn Jansdr., wonende in de Coninck van Denemercken (ook aan de Herengracht). Hij woonde in 1585 zelf aan de Dam. Jan Pietersz. was, met onderbrekingen, van 1609-1620 schepen en van 1609-1621 Raad van Amsterdam. Al in 1585 was hij regent van het Nieuwezijds Huiszittenhuis en in 1586 heemraad van Nieuwer Amstel.
Omstreeks 1650 heeft Lucas van Beeck (ca.1602-1657) het pand gekocht. Lucas van Beeck is gehuwd met Christina van Steenkiste (-1669). Zij krijgen minstens vier kinderen: Pieter Lucasz van
Beeck (1620-?), Lucas van Beeck (1625-?), Hendrik Lucasz van Beeck (1636-?) en Jacob van Beeck (1644-?). Het huis blijft hierna tot ongeveer 1800 door vererving in de familie waarna het
vermoedelijk door de weduwe Louise Françoise van der Poorten (-1799) van Thomas van Beeck (1711-1775) wordt verkocht.
In het interieur is de achthoekige koepelzaal met stucwerkplafond ontstaan tussen 1692 en 1721. In dezelfde tijd is ook de gewelfde stucwerkgang tot stand gekomen.
Waarschijnlijk werd het huis toen bewoond door Lucas Pietersz van Beeck (1650-1705) gehuwd met Maria Block Anthonysdr. (1655-1736), dochter van Anthony Block en Barbera Leeuw en schoonzuster
van de tweede echtgenote van Floris Vlaming, Christina van Beeck (1657-1696). Hun dochter Maria van Beeck is gehuwd met Michiel Block die in 1747 de helft van het huis en erf koopt van de
Erven Christina van Steenkiste wed. Lucas van Beeck.
Het is niet duidelijk wie van de familie het pand hierna bewonen, wel dat het huidige pand is ontstaan omstreeks 1750 in een Lodewijk XIV-stijl. Het bestaat uit een 18de-eeuwse zandstenen
lijstgevel met rechte kroonlijst met consoles en gebeeldhouwde attiek. Boven het middelste raam van de eerste verdieping is de naam van het huis ‘d’Beeck’ uitgehakt. Alleen de deurpartij
is moderner en aangebracht aan het begin van de 19de eeuw.
Omstreeks 1800 is een snijraam met verguld achterraam boven de toegangsdeur aangebracht.
We gaan even terug naar Lucas van Beeck (1602-1657).
Hij en Lucas de Clercq waren zwagers, zij waren getrouwd met respectievelijk Christina en Feyntje van Steenkiste. Zij handelden in potas (kalium) en weedas. Weedas was beter maar ook veel
kostbaarder dan de ‘gewone’ potas. Beide producten werden gebruikt bij blekerijen. Op 21 mei 1631 kochten De Clercq en Van Beeck in de banne van Tetterode (Bloemendaal) ‘Een bleeckerije daer
Abraham Bossu eerst op gewoont heeft’. De volgende dag verwierven zij van Picardus van Egmont een ander stuk land en nog weer een dag later van Leendert Meesz (Hoochkamer) diens huis, erf,
boomgaard en land. Westelijk langs dit terrein liep een voetpad, ‘daer die copers haar notweg sullen hebben tot over het Lant van Giliaem Bossu naer het hek op de Heerewegh’ (Bloemendaalseweg).
In het noorden en oosten werd de scheiding gevormd door ‘die watering daer de copers haer water tot gerijff van haer huys sullen mogen hebben, soo als ’t van ouds gebruyckt is’.
In 1638 werd het terrein aangevuld met de aan hun land grenzende blekerij (later een bekende herberg) De Knip van de Haarlemse brouwer Joost van der Graft.
Inmiddels hadden Lucas en Lucas op een gedeelte van hun eerste blekerij een eenvoudig landverblijf ingericht. De blekerswoning hadden ze enigszins verbouwd tot herenhuis en het geheel tot een
plaats gemaakt, waar beide gezinnen met hun kroost in de zomermaanden konden verblijven. Zij gaven deze de naam ‘Clerck-en-Beeck’.
In 1649 zijn de zwagers overgegaan tot scheiding van hun Bloemendaalse bezittingen. Zijn helft van ‘de hooffstede genaempt Clerckenbeeck staende in de voorsz. banne van Tetrode, met nog een
annexe blekerij en land’ verkocht De Clercq aan Lucas van Beeck voor een bedrag van 7.000 gulden. Van Beeck, in het volle bezit gekomen van het buiten, ging verder met de uitbreiding ervan.
En nadat hij in januari 1657 was overleden, in zijn huis op de Stromarkt, kocht zijn weduwe Christina van Steenkiste nog enkele aangrenzende stukken land.
Christina stierf in 1669, waarna een inventaris werd opgemaakt van haar nagelaten boedel, waaronder van de stukken op haar buitenplaats. Opmerkelijk is dat daarin, twintig jaar na de scheiding,
nog altijd wordt gesproken over twee bovenkamers met de namen De Clercqkamer en Van Beeckkamer. Tot het einde van de 18de eeuw is de buitenplaats De Beeck eigendom gebleven van de familie Van
Beeck. De plaats bestaat nog altijd, met een grote villa uit 1938, en behoort aan de bekende familie Brenninkmeijer (2025). Lucas Pietersz van Beeck (1650-1705) gaf tussen 1690 en 1705 de naam
Beek aan de buitenplaats.
In 1798 verkocht Louise Françoise van der Poorten (-1799), de weduwe van Thomas van Beeck (1711-1775) - een kleinzoon van Lucas Pietersz van Beeck (1650-1705) - de buitenplaats aan Jan Messcher
van Vollenhoven.
Na de Eerste Wereldoorlog is hier de vestiging van de bank Pröhl & Gutmann, een dochteronderneming van de Dresdner Bank AG. De bank was opgericht en werd geleid door Friedrich (Fritz) Bernard
Gutmann (1886-1944), een Nederlandse bankier en kunstverzamelaar. Friedrich was de jongste zoon van de oprichter van de Dresdner Bank AG, Eugen Gutmann (1840-1925). Eugen Gutmann leidde de bank
in Berlijn meer dan 40 jaar en onder hem ontwikkelde de bank zich tot een grote internationale financiële instelling. Gedurende die tijd verzamelde hij vele kunstwerken, waaronder een beroemde
goud- en zilvercollectie uit de Renaissance. Fritz was de jongste zoon van Eugen Gutmann, maar werd binnen de familie de trustee van de ‘Eugen Gutmann Collection’.
In 1933 beëindigde de Dresdner Bank het contract met de Nederlandse bank. Fritz had inmiddels ook een eigen kunstverzameling bijeengebracht met werken van oude meesters als impressionistische
kunstenaars zoals Renoir en Degas. Fritz en zijn vrouw, barones Louise von Landau (1892-1944) woonden vanaf 1919 in Huize Bosbeek in Heemstede. Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog
in 1939 en de verovering van Parijs door de nazi's in juni 1940 stuurde Friedrich een deel van zijn collectie naar Parijs en New York om veilig te stellen, en bewaarde de rest in Heemstede.
Hoewel hij en zijn vrouw naar hun mening niet joods waren kregen zij in het voorjaar van 1941 Karl Haberstock, de in Parijs actieve nazi-kunsthandelaar, op bezoek om de Gutmann-collectie te
‘kopen’, in werkelijkheid een ‘gedwongen verkoop’. Op 26 mei 1943 kwamen SS-ambtenaren naar Heemstede en werden Friedrich en Louise weggeleid. Zij zouden worden meegenomen naar Berlijn, in
werkelijkheid werden ze naar het concentratiekamp Theresienstadt gedeporteerd. Fritz is hier in 1944 doodgeslagen. Louise werd in 1944 naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze werd vermoord.
Natuurlijk was hun kunstcollectie al in 1943 gestolen.
Tussen 1954 en 1960 zijn een beperkt aantal stukken terug gevonden, maar honderden stukken bleven vermist. In 1995 werd in een tentoonstellingscatalogus uit 1994 van het Metropolitan Museum
of Art in New York ‘Landschap met schoorsteenrook’ door Edgar Degas in 1890 geschilderd, getraceerd. Het schilderij werd beschreven als behorend tot Daniel C. Searle, een farmaceutisch miljardair. Friedrich
Gutmann had dat werk gekocht in 1931, en stuurde het in 1939 naar de firma Paul Graupe et Cie in Parijs voor bewaring. Het schilderij bereikte New York uit Zwitserland in 1951 en werd verkocht
aan Amerikaanse verzamelaar Emile Wolf. In 1987 werd het gekocht van de Wolf door Searle voor $ 850.000, nadat hij advies van deskundigen had verkregen aan het Art Institute of Chicago.
In 2002, 2010 en 2011 heeft de Nederlandse overheid een groot aantal kunstwerken teruggegeven aan de erfgenamen van Friedrich Gutmann.
Naam: ’t Keijser-Rijck
Adres: Herengracht 136
Architect: -; Philips Vingboons; -; -; B22 Bouwkundig Teken- en Adviesbureau B.V.
Bouwjaar: ca.1614; 1661; ca.1755; 1966; 2022
Opdracht: Jan Pietersz de Witt; Gerbrand Ornia; -; -; The Collection (REB Projects B.V.)
Van het oorspronkelijke huis is niets meer terug te vinden. Het was gebouwd in opdracht van stokviskoper (Bergevaerder) Jan Pietersz de Witt (1558-1621) die in 1614 een aantal stadserven
kocht in de nieuwe stadsuitbreiding. Jan Pietersz. de Witt was de zoon van Pieter Jansz de Witt (1525-1568) en Etgen Jandr Lansen. Hij trouwde in 1579 met Grietje Dominicus (-1582) in het
Noorse Bergen. Hij hertrouwde in 1585 met Silletgen (Celia, Cecilia) Hermansdr. (1560-1624) dochter van Herman Meynertsz. en Weyn Jansdr., wonende in de Coninck van Denemercken (ook aan de
Herengracht). Hij woonde in 1585 zelf aan de Dam. Jan Pietersz. was, met onderbrekingen, van 1609-1620 schepen en van 1609-1621 Raad van Amsterdam. Al in 1585 was hij regent van het Nieuwezijds
Huiszittenhuis en in 1586 heemraad van Nieuwer Amstel.
Jan Pietersz de Witt heeft het huis al vrij snel overgedaan aan Cornelis Koij. Na zijn overlijden wordt het huis verkocht door de Erven Cornelis Koij.
Koper van het huis ‘’t Keiserrijk’ is in 1661 Gerbrand Ornia (1621-1692). Hij laat het pand ‘vertimmeren en veranderen’ door Philips Vingboons. Aan de achterzijde loopt tuin door achter
de huisnummers 136-144 en staat bekend als de voormalige ‘Vingboons-tuinen’. De grachtentuinen zijn doorgaans veel dieper dan breed. Bij dit pand kreeg een dwarstuin. Ondanks de afwijkende vorm
waren er wel dezelfde onderdelen, links moesbedden, midden een rond broderieperk (met borduurmotief beplant perk), rechts het bleekveld. De tuin werd afgesloten met een aantal moesbedden een
tuinhuisje rechts en een volière waar de vogelcollectie werd gehouden. Het tuinhuis staat achter 144.
Gerbrand Ornia is een zoon van Gosuinus Ornia en Trijntje Houtloock en in 1651 gehuwd met Maria Bickers van Swieten, (1629-1653). Maria Bickers van Swieten is een dochter van Cornelis Bicker
(1592-1654) en Aertje (Aertgen) Witsen (1599-1652). Het tweede huwelijk is in 1654 met Emerentia van Zell, zijn derde huwelijk in 1663 Emerentia Deijman. Zijn vierde huwelijk is in 1668 met
Bregitta van der Hem (1624-1695).
Ornia was onder meer hoogheemraad van het Groot Waterschap van Woerden en lid van het Sint Cecilia Collegie in de Boomskerk.
Zijn huwelijk met Emerentia van Zell leverde hem de titel ‘heer van Vrijenes, Sluipwijck, Ravensbergen, Oud en Nieuw Gravekoop en Vrouwmade’ op.
Zijn vader had hem een vermogen na van fl. 233.000,- nagelaten, maar hij deed het zelf ook niet slecht met zijn groothandel in ijzer. In 1674 werd hij aangeslagen voor een vermogen van fl. 647.000,-.
Hiermee stond hij op plaats 48 van de 500 rijksten in de Republiek. Zijn dochter Maria Magdalena uit zijn tweede huwelijk, was getrouwd met Bernardijn Moens II en kreeg drie kinderen. Zijn
kleindochter Maria Magdalena Moens van Sluijpwijck liet uiteindelijk in 1802 een vermogen van een miljoen na.
Gerbrand Ornia had in 1657 Jan Six I geholpen met zijn aan Rembrandt verstrekte renteloze lening van fl. 1.000,-. Hij had deze van Six overgenomen omdat Rembrandt zijn aflossingen niet na kwam.
Ook bij Gerbrand ging dit mis, maar Gerbrand sprak hier de borg van Rembrandt, Lodewijck van Ludick, op aan en kreeg zo zijn geld terug.
Gerbrand’s laatste huwelijk sloot hij met de Bregitta van der Hem, weduwe van Guillaume Belin la Garde, die een zus was van advocaat Laurens van der Hem. Bregitta was regentes van het
R.C.Maagdenhuis en een dochter van IJsbrand van der Hem, regent van het R.C.Oude Armen Kantoor. Haar moeder was Geertruid, dochter van dichter Hendrick Laurensz. Spieghel, wiens zuster Maria
het Maagdenhuis heeft gesticht.
Bregitta bracht het huis Herengracht 412 mee in het huwelijk en dat bleef bijna 20 jaar in gebruik als woning van dit voorname echtpaar. Ornia’s huis aan de Herengracht 136 werd
vermoedelijk verhuurd. Eerst op 8 November 1686 verkocht hij, met machtiging van zijn vrouw, het huis met het tuinhuis aan Maria van der Wiele van de Werve voor fl. 48.010.-.
Maria van der Wiele van de Werve (1630-1693) was in 1654 gehuwd met Govert Wuytiers (1618-1672). Gaat zij het pand nog bewonen of wordt het verder verhuurd?
Jan Lups wordt de volgende eigenaar. Van Lups is niets terug te vinden als geboorte- en overlijdensdatum of met wie hij getrouwd was. Toch is hij in de handel op Rusland een bekend persoon.
Hij was aan het begin van de achttiende eeuw samen met Christoffel Brants (1664-1732) één van de meest vooraanstaande Nederlandse kooplieden te Moskou; zij leverden onder meer klokken en
Franse wijn aan tsaar Peter de Grote. Via Jan Lups kocht tsaar Peter in Holland een volledig uitgeruste drukkerij inclusief personeel. Blijkens een rekening uit 1707 gaf hij ‘727 roebel en
23 altyn’ uit aan twee drukkerspersen met 192 letterstempels, verder verschillende typen drukletters etc. De Nederlandse boekdrukkers kwamen in Archangelsk Rusland binnen vanwaar zij naar
Moskou reisden. Tegen het einde van 1709 was deze drukkerij van Moskou naar Europees model opgericht als garantie voor de culturele hervorming van Peter.
Jan Lups was een schoonzoon of zwager van Christoffel Brants, wat geen garantie voor een plezierige familieband was. Jan Lups was een aanzienlijk koopman in Archangelsk, maar minder rijk
dan Brants, met in 1710 een omzet van 100.000 roebel. Samen met Brants verzorgde hij een zeer grote wapenleverantie aan de tsaar. Een rekest van hem om belasting te mogen heffen op te
verschepen goederen werd ondertekend door Adolf Houtman en diens zoon, Jan en Egbert Thesing, Eduard Bicker en Christoffel Brants. Ook staat hij als bankier vermeld. In 1710 had hij
onenigheid met Christoffel Brants over een schuld. Tot in 1720 ging deze strijd voort en werd Lups een oplichter genoemd.
Jan Lups was een vertrouweling van tsaar Peter en woonde bijna 20 jaar in Archangelsk. Hij leverde onder meer grote hoeveelheden wapens aan de tsaar, maar ook drie torenuurwerken met
dansende figuren, gouden en zilveren munten en een hoorn van een neushoorn. Hij kreeg in ruil monopolies op de uitvoer van schapenwol en varkensvlees en verhandelde veel hennep.
Hij keert in 1712 naar Amsterdam terug en had in Rusland een zaakwaarnemer aangesteld.
In 1719 kocht Jan Lups de buitenplaats De Olifant in de Watergraafsmeer aan de Middenweg bij de Molenwatering (Ringdijk) van Jan Ermen. Hij hernoemde de buitenplaats in Mereveld. Jan Lups
overleed in 1742, waarna zijn weduwe Susanna Hoon samen met hun kinderen de buitenplaats beheert. In 1805 werd de buitenplaats gesloopt.
Op een mooie zomerdag in 1727 gaat notaris Jan Ardinois op stap ging met een toeslede (een sleepkoets) plus een kruiwagen volgeladen met zakken geld ter waarde van 29.690 guldens en zes
stuivers (in 2025 ca. 340.000 euro). Dit allemaal voor een insinuatie (gerechtelijke aanzegging) door teerkopers aan het adres van Jan Lups, die blijkbaar in gebreke was gebleven bij
het leveren van een partij Moscovisch teer. De notaris leest op de stoep bij de koopman de klacht voor en wijst op het fortuin op de slee; waarop Lups onbewogen antwoordt 'ik hoor en zie
en verzoek copije'.
Mogelijk geeft één van de nazaten van Jan Lups omstreeks 1755 opdracht tot een modernisering van het huis. Het krijgt een rechte kroonlijst waaronder vier consoles, waarop een balustrade
met middenstuk met een afbeelding van een man (het zou een keizer, een verwijzing naar de oude huisnaam kunnen zijn) en twee siervazen. De stoep krijgt een onderingang.
Omstreeks 1800 is de top met de open attiek versoberd naar een rechte lijst met twee consoles zonder attiek. De entree werd verfraaid met een snijraam in Lodewijk XVI-stijl. Deur en
vensterhekjes zijn uit dezelfde tijd.
In 1966 vindt een restauratie plaats.
De in 1949 officieel opgerichte Nederlandse Bankiersvereniging had haar zetel vanaf 1948 tot 1951 in de samengevoegde panden 134-136 aan de Herengracht.
In de beschrijving van de eigenaar The Collection in 2022, die de panden 134-136 tot hoogwaardige eigentijdse kantoorruimte liet verbouwen, wordt Herengracht 136 aangeduid als het
onmiskenbare belangrijkste onderdeel van de twee gebouwen met de grote hoofdingang en originele versieringen, marmeren metselwerk en uniek behang. Voor de modernisering is B22 Bouwkundig
Teken- en Adviesbureau in de arm genomen.
De plafonds in beide panden vertellen hun eigen verhaal met details uit verschillende stijlperiodes zoals de weelderige barok, het sierlijke rococo en de majestueuze stijl van Lodewijk XIV
en zijn bij de restauratie hersteld.
Bronnen:
wikipedia.nl
familiedeclercq.com/geschiedenis/buitenplaatsen/clerck-en-beeck
www.buitenplaatseninnederland.nl/bloemendaal-beekde.html
Stadsarchief Amsterdam, Kwijtscheldingen
thecollection.inc/chapters/no-6
Watergraafsmeer opnieuw op de kaart, C.A.Warmerdam