Herengracht 132
Klik op een foto voor een grote afbeelding en meer info.
tekening casper philips

Naam: De Propheet Jonas
Adres: Herengracht 132
Architect: -; -; -; -; Jan Springer; Isaac Gosschalk; -; Hans Vlaardingerbroek
Bouwjaar: 1615; 1685; ca.1785; ca.1800; 1874; 1884; 1911; 2013
Opdracht: Jan Pietersz de Witt; Jacob de Flines; -; Claude Crommelin; -; Claude August Crommelin; B.J.Voss & Zonen; REB

Stokviskoper (Bergevaerder) Jan Pietersz de Witt (1558-1621) koopt in 1614 de stadserven 29 en 30 in park B in de nieuwe stadsuitbreiding voor fl. 3830.-. Op anderhalf perceel met een breedte van bijna dertien meter laat hij een dubbel woonhuis bouwen. Het dubbelhuis heeft twee trapgevels in Amsterdamse renaissancestijl naar Hendrick de Keyser sr. met brede trappen en vleugelstukken. Op de tekening van Caspar Philips is terug te zien dat het huis rijkelijk is versierd met ornamenten op de trappen en ontlastingsbogen boven de vensters. Bouwtechnisch is in het midden van het pand een dragende scheidingsmuur geplaatst. Het huis krijgt de naam ‘De Propheet Jonas’. Op het resterende erf laat Jan Pietersz een enkel huis (Herengracht 134) bouwen waar hij gaat wonen.
Jan Pietersz. de Witt was de zoon van Pieter Jansz de Witt (1525-1568) en Etgen Jandr Lansen. Hij trouwde in 1579 met Grietje Dominicus (-1582) in het Noorse Bergen. Hij hertrouwde in 1585 met Silletgen (Celia, Cecilia) Hermansdr. (1560-1624) dochter van Herman Meynertsz. en Weyn Jansdr., wonende in de Coninck van Denemercken (ook aan de Herengracht). Hij woonde toen zlef aan de Dam.

abraham velters Abraham Velters

Jan Pietersz. de Witt en Cecilia Hermansdr. kregen een zoon Pieter Jansz, heer van Rosenburgh, de Witt (1593-1642) en dochter Weintjie de Witt (1597-?).
Jan Pietersz. was, met onderbrekingen, van 1609-1620 schepen en van 1609-1621 Raad van Amsterdam. Al in 1585 was hij regent van het Nieuwezijds Huiszittenhuis en in 1586 heemraad van Nieuwer Amstel.
Een van de eerste huurders was Abraham Velters (1603-1690), zoon van Reinier Adriaensz Velters en Judith Gerardsdr van de Voorde en getrouwd geweest met Helena de Haze (1621-1679). Hij was koopman, scheepsassuradeur en kunstverzamelaar. Velters behoorde tot de 500 rijksten van de republiek.

plafond faam beschilderd behang beschilderd behang beschilderd behang beschilderd behang zijdoek restauratie hal

Het huis wordt in 1683 gekocht door Jacob de Flines en hij laat het in 1684-85 inwendig verbouwen en rijk versieren. Tegenover de entree werd in de hal een eikenhouten portaal met Dorische pilasters geplaatst. Dit portaal is in 1910 met grenen betimmeringen aan beide zijden uitgebreid. De hierna volgende gang werd van een stucgewelf voorzien.
Hij liet één van de vertrekken door Johannes Glauber beschilderen met vier Italiaanse landschappen en Gerard de Lairesse bracht hier figuren in aan. De beschilderingen in de kamer zijn opgenomen in een betimmering met Korinthische pilasters. Jacob bezat een collectie van een vijftigtal schilderijen, waaronder Titiaan, Veronese, de Lairesse, Holbein, Wouwerman.
Niet alleen het huis zag er indrukwekkend uit, er werd een grote staat gevoerd met personeel in livrei en eigen koetsen.
Jacob de Flines (1655-1720), zijdehandelaar, was een kind van Gilbert Philips de Flines (1611-1671) en Rebecca Hansdr de Wolff (1615-1700) en huwde met Elisabeth van Gelder (1662-1683), een jongere zuster van zijn schoonzuster Catharina, de vrouw van zijn broer Gilbert Gilbertzn de Flines. Uit dit eerste huwelijk werd een dochter Elisabeth (1681-1746) geboren. Haar moeder overleefde de volgende zwangerschap niet. In 1694 hertrouwde Jacob met Agatha van der Vult (1669-1727) uit Gouda. Agatha was welgesteld en kon als zakenvrouw scherp onderhandelen en moet een schoonheid zijn geweest.

zaal zaal schouw plafond betimmering depot

Jacob van Gelder, de grootvader van Elisabeth de Flines, had al in 1671 testamentair vastgelegd dat zijn toekomstige kleinkinderen bij hun huwelijk of meerderjarigheid de beschikking zouden krijgen over hun portie van de nalatenschap. In concreto ca. fl. 50.000,-. Jacob de Flines stelde in 1696, ten behoeve van zijn dochter Elisabeth, het huis met alle ornamenten en de schilderijen als zekerheid voor de aanzienlijke erfenis a fideï-commis (een vruchtgebruikconstructie) van haar grootouders Jacob van Gelder en Elisabeth de Quesnoi. Dit betekende dat Elisabeth bij haar trouwen of op haar 25ste in het bezit zou komen van haar vaders huis aan de Herengracht. Het is aannemelijk dat Elisabeth hier niet van op de hoogte was.
Kort voor Elisabeth’s 18de verjaardag, het moment dat ze huwbaar werd, had haar vader Jacob twee mogelijke huwelijkskandidaten uitgezocht. Elisabeth voelde hier echter niets voor, ze had al enige tijd in het geheim omgang met de huisknecht, Evert (Eduard) Back, de zoon van een kleermaker. Toen Elisabeth in 1699 aangaf genegenheid voor de huisknecht te voelen werd deze op staande voet ontslagen. Daarmee was de affaire niet voorbij. Op 22 december 1700 liep Elisabeth weg van huis en dook met haar geliefde onder in een huis aan de Bloemgracht. Vader Jacob trok alles uit de kast, tot steekpenningen aan toe, om haar op te laten sporen. Ze bleef onvindbaar.
In oktober 1702 baarde Elisabeth de Flines een buitenechtelijke dochter: Maria Elisabeth (gestorven 1746?). Kort na de geboorte van haar eerste kind troffen Elisabeth de Flines en haar vader elkaar in Den Haag, waar Elisabeth een zaak tegen hem had aangespannen voor het Hof van Holland. De vader gijzelde haar en nam haar mee terug naar Amsterdam, waar ze zich opsloot in een kamer. Haar kind bleef bij de ouders van Evert. Toen het Hof van Holland haar vervolgens verordonneerde zich aan haar vaders gezag te onderwerpen, leek haar verzet gebroken. Vader De Flines vond in de Friese jurist Adriaan Penterman, advocaat te Utrecht, een geschikte huwelijkskandidaat en begin 1704 trouwde het paar in Abcoude. Met Elisabeths erfdeel kocht haar vader het ambt van tonnenboeier in Dokkum voor de bruidegom, zonder Elisabeth hierin te kennen. Het betekende dat het echtpaar in Friesland, dus ver van Amsterdam en Evert, ging wonen. De vader liet notarieel vastleggen dat hij alle middelen van Elisabeth zou beheren en haar een jaarrente zou uitbetalen. Het echtpaar kreeg acht kinderen.
Ondanks een ruim bovengemiddeld inkomen leefden zij in armoede en hadden schulden waarvan de herkomst niet bekend is.

herengracht 132 herengracht 132 herengracht 132 herengracht 132 herengracht 132

Met de dood van Adriaan Penterman in oktober 1713 kwam Elisabeth de Flines er alleen voor te staan, met acht kleine kinderen en grote schulden. Opnieuw laaide de strijd met vader De Flines op, nu omdat Elisabeth erachter kwam hoe hij haar erfdeel destijds had ingezet bij het sluiten van de huwelijkse voorwaarden. Op verzoek van Jacob de Flines verklaarden omgekochte getuigen voor het Hof van Friesland dat ze haar kinderen verwaarloosde en aan de drank was. Daarom werd ze onder curatele geplaatst.
Elisabeth vertrok echter naar Haarlem, waar de vader van haar eerste kind haar liet ‘arresteren’. De twee vatten hun liefdesrelatie weer op en trokken in bij Everts moeder. Elisabeth raakte opnieuw zwanger. Haar vader wist een huwelijk te voorkomen en liet een nieuw testament opstellen waarin hij zijn dochter officieel onterfde, iets wat hij later weer ongedaan maakte.
In 1717 verlangde Elisabeth van haar vader een huur voor Herengracht 132 van fl. 2000.- ‘s jaar, tegenover dë dan geldende huur van fl. 1200.-.
In 1718, toen Elisabeth wederom zwanger was van Evert Back, ontstond ook tussen hen een conflict. Ze trok in bij een oom en liet een testament opstellen waarin ze bepaalde dat Evert Back en zijn verwanten zich nooit mochten bemoeien met de legitieme porties van haar kinderen. Toen haar vader in 1720 overleed, kreeg ze eindelijk de beschikking over haar erfdeel: het huis aan de Herengracht met de boedel. Het huis kreeg een nieuwe huurder en haar stiefmoeder en halfbroers verhuisden naar het Singel 264 waar de firma de Wed. Jb. de Flines & Zoonen gevestigd werd.
Haar oude dag sleet Elisabeth de Flines in Hagestein, waar ze inwoonde bij Gerrit, één van haar kinderen bij Penterman. Daar stierf ze in 1746, 65 jaar oud. Gerrit ontving van de curator fl. 150.- voor een half jaar kost en inwoning van zijn moeder, Elisabeth de Flines. Het huis aan de Herengracht werd een jaar later door de erven van Elisabeth verkocht voor 36.300 gulden.
Een nagenoeg zelfde bedrag hadden Jacob en Elisabeth uitgegeven aan advocaat en bijkomende kosten in 50 jaar procederen.

gevel gevel gevel bovenlicht

David d'Orville (1709-1732) wordt op een onbekend moment (1747?) eigenaar van het huis. Hij is de zoon van Frederik Philippe d’Orville (1664-1729) koopman op Rusland en de Oostzee en wonende op de Buitenkant. David was eigenaar van de hofstede Vegtensteyn nabij Maarssen. David is gehuwd met Sara Maria Scherenbergh (1709-1763), dochter van Joan en Sara Maria Deutz.
De volgende eigenaar is Joan Frederick d’Orville (1732-1809), zoon van David d'Orville (1709-1732) en (1730) Sara Maria Scherenbergh (1709-1763) van de Keizersgracht, getrouwd met Maria Philippina Schrijver (1732-1798). Zij woonden sinds hun trouwen in 1753 op de Herengracht 106 en verhuisden na het overlijden van zijn moeder in 1763 naar Herengracht 132. Joan was koopman en bankier, schepen en bewindhebber van de VOC. Maar ook kerkmeester van de Eilandskerk (1757), directeur van de Stads-Beleeningkamer (1781), commissaris der Stads-Armenschool (1790) en Raad (1778-1795). Joan was verder eigenaar van de hofstede Buyten Verwagting aan de Sloterdijksche Meerweg. In 1751 (19 jaar oud) werd hij door zijn grootvader Joan Scherenbergh in diens zaak opgenomen, die daarna gedreven werd onder de naam Joan Scherenbergh Senior & Joan Frederik d'Orville. Dit bedrijf verrekende onder meer door bemiddeling van de Wisselbank over de genoemde jaren de volgende bedragen: 1755: fl. 4.503.900,-; 1765: fl. 3.309.900,-; 1775: fl. l.974.800,-.
Maria schreef haar beroemde Keuke-Boek met allerhande recepten die zij een succes vond. Hier was ze al enige tijd voor haar trouwen mee begonnen. Tussen 1752 en 1798 tekende zij zo een 250 recepten op. Maria liet haar Keuke-Boek na aan haar petekind Johanna Maria Nahuys (1780-1848). Zij vulde het boek aan evenals Maria Verloren van Themaat. Prisca Zwaan-van Diggelen, de achter-achter-achter-kleindochter van Johanna, verzorgde in 2008 een nieuwe uitgave. In het maatschappelijk leven was Maria twee keer regentes van het Walenweeshuis aan de Vijzelgracht. Joan en Maria hebben een dochter Cornelia Maria d'Orville (1754-1814). Zij huwde in 1785 met mr.Izaak van der Does.
Omstreeks 1785 wordt het uiterlijk van het huis aangepast. Het huis werd aan de achterzijde met één verdieping en aan de voorzijde met twee verdiepingen verhoogd. De trapgevels werden vervangen door een rechte kroonlijst met consoles en trigliefen en dat in de toen moderne Lodewijk XVI-stijl. De twee dwars geplaatste puntdaken zijn vervangen door één samengestelde kap. Aan de tuinzijde telt het huis maar twee verdiepingen. De nieuwe bouwlagen worden ondersteund door houten staanders, in plaats van door gemetselde dragende muren. Hiermee werd gewicht bespaard om de fundering niet te zwaar te belasten, want deze was oorspronkelijk niet berekend op deze extra opbouw.

familiewapen crommelin familiewapen crommelin bord robert daniel crommelin daniel crommelin 25 jr huwelijkspenning

Robert Daniël Crommelin (1741-1808) huurde het pand van 1785 tot 1788 en kocht het daarna voor fl. 70.000,-. Hij is de zoon van Daniël Crommelin (1707-1789), uit de Amerikaanse tak van de familie, en Maria Le Plastrier (1711-?). Deze Daniël begon de firma Daniël Crommelin & Soonen, een commissionairsbedrijf, dat al gauw groeide naar een veelomvattende organisatie met zowel commissiehandel als activiteiten op het gebied van financiën en scheepvaart.
Robert is getrouwd met Maria Elisabeth Noortwijck (1751-1798), dochter van Claude Noortwijck en Marie Elisabeth de Haan. Na haar overlijden verhuisde Robert in 1805 naar Herengracht 223-225.
De volgende bewoner van dit pand is de zoon van Robert en Maria: Claude Crommelin (1769-1824) in 1794 gehuwd met Catharina Elisabeth Douwes (1775-1800) en woonachtig aan de Herengracht 137. Na haar overlijden hertrouwd Claude in 1802 met Jacoba Catharina van der Muelen (1770-1843). Hij is firmant bij Daniel Crommelin en Soonen en Raad van Amsterdam. Uit zijn eerste huwelijk wordt een zoon Claude Daniël Crommelin (1796-1859) geboren. Tussen 1800 en 1805 verhuisd hij met zijn tweede vrouw naar Herengracht 132.
Claude Crommelin is vermoedelijk de opdrachtgever voor de aanpassingen aan het begin van de negentiende eeuw. Toen werden aan de voorzijde de ramen vervangen en is de deuromlijsting met het monumentale snijraam geplaatst. Mogelijk dateert ook de stoep uit deze periode.
Claude Daniël Crommelin (1796-1859) trouwde met Alida Maria Wolterbeek (1802-1862) en zij krijgen een zoon Claude August. Claude Daniël was voor Amsterdam lid van Provinciale Staten van 1846-1851. Hij was verder directeur van de De Nederlandsche Bank, commissaris bij De Nederlandsche Bank en Raad van Amsterdam. Claude Daniël gaf in 1854 te kennen dat hij zijn activiteiten op handelsgebied als partner van de firma wenste te beëindigen, en met zijn dood in 1859 hield de firma Daniël Crommelin & Soonen op te bestaan. De financiële werkzaamheden werden overgenomen door Tutein Nolthenius & De Haan.

robert daniel crommelin claude daniel crommelin alieda wolterbeek julie elisabeth tutein

Zijn vrouw Alida Maria Wolterbeek was eerder getrouwd met Jacobus Johannes Weymar. Zij had uit dit huwelijk een dochter Elisabeth Weymar (1825-1902) die trouwde met Julius Hendrick Tutein Nolthenius (1824-1889). Julius Hendrick was oprichter van de firma Tutein Nolthenius & de Haan, in effecten, (1 juli 1860) samen met Abraham de Haan Antz., procuratiehouder van het liquiderende Huis Daniël Crommelin en Soonen. Claude Daniël, toen de enig overgebleven firmant, droeg aan de nieuwe firma de definitieve liquidatie op. Tutein Nolthenius en De Haan zijn eerder een administratiekantoor dan koopman-bankier. Zij leggen zich eenzijdiger toe op het emitteren en administreren van effectennegotiaties.
Hun dochter Julie Elisabeth Tutein Nolthenius (1853-) trouwt in 1876 met Robert Daniël Crommelin (1841-1907), zoon van Gulian Cornelis Crommelin (1809-1891), zoon van Claude Crommelin en Jacoba Catharina van der Muelen, eertijds lid van het Huis Daniel Crommelin en Soonen, officier bij de Koninklijke Marine en vervolgens bankier. Robert Daniël wordt in 1877 opgenomen in de firma Tutein Nolthenius & de Haan.
Claude August Crommelin (1840-1874) erft als enig kind in 1859 het huis en een groot familiefortuin. Hij blijft ongetrouwd. Vermoedelijk is hij de initiatiefnemer voor de plaatsing van twee balkons aan de achterzijde. Het kleinere balkon is in 1874 ontworpen door Jan Springer. Hij ontwierp ook de gietijzeren achtertrap. In deze periode zijn aan de achterzijde ook het balkon op de bel-etage, de erker over twee verdiepingen en de interieurs van de belangrijkste woonvertrekken op de eerste verdieping, aangebracht.

bouwtekening tuinhuis claude august crommelin tuinhuis fotoatelier tuinhuis

Beginnend architekt Isaac Gosschalk krijgt in 1864 van Claude August Crommelin opdracht voor de verbouw van het tuinhuis tot fotoatelier. Het is zijn eerste grote werk. Op de fundamenten van een oud tuinhuis ontwierp Gosschalk een atelier met een rijk versierd front dat vrijwel geheel van gietijzer en glas was. Het is na het verdwijnen van het Paleis voor Volksvlijt één van de zeer weinige negentiende-eeuwse bouwwerken in de Amsterdamse binnenstad met een dergelijke gevel. Het is aannemelijk dat het ontwerp is ontstaan onder de directe invloed van het Paleis voor Volksvlijt, dat in hetzelfde jaar voltooid werd.
Crommelin noemde zijn atelier een ‘photographisch laboratorium’, met daarin een daglichtstudio en een donkere kamer. Uit de aanduiding van wandstucwerk op de bouwaanvraagtekening is wellicht af te leiden dat hij het atelier ook gebruikte voor portretfotografie of dat het tevens als tuinhuis bleef dienen.
Claude August was evenals zijn vader en grootvader lid van de Amsterdamse gemeenteraad. Hier was hij onder meer actief in de discussies over de financiële verhouding tussen de stad Amsterdam en de Kanaal Maatschappij die het Noordzee Kanaal aanlegde, discussies die nogal hoog opliepen. Sinds 1868 had hij ook zitting in de Provinciale Staten van Noord-Holland. Daarnaast was hij bijzonder geïnteresseerd in kunsten. Zijn verzameling aquarellen van jonge Nederlandse kunstenaars was ook in het buitenland bekend. Hij was lid van de Raad van Toezicht op de Rijks Academie voor Beeldende Kunsten en bestuurslid van de afdeling Letterkunde van Genootschap Felix Meritis, van Museum Fodor en van het Kinder-Ziekenhuis. Op sociaal gebied was hij commissaris van de Nederlandse Bouwmaatschappij, de Woning-Maatschappij en de Bouwkas, die alle drie betaalbare woningen voor minvermogenden mogelijk wilden maken. Voorts behoorde hij tot de oprichters van de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN). Al met al een werkzaam leven dat hem misschien boven het hoofd groeide en depressieve buien aanwakkerde. Na weer een ernstig meningsverschil in de gemeenteraad over de Kanaal Maatschappij, schoot hij zich in de avond van de 5de november 1874 een kogel door het hoofd in het plantsoen bij de Willemspoort. Zijn lijk werd de volgende morgen gevonden.

familiewapen nolthenius

Hiermee werd in 1874 zijn halfzuster Betsy Tutein Nolthenius-Weymar eigenaar van het pand. Het is niet duidelijk of zij hier is gaan wonen, het verhuurde of dat het huis nog slechts als kantoor voor Tutein Nolthenius en De Haan dienst deed. Eén huurder is wel bekend: Van Ogtrop is hier al sinds minstens 1883 woonachtig.
In 1910 werd het huis tenslotte verkocht.
In de firma Tutein Nolthenius en de Haan waren meerdere leden van de familie vertegenwoordigd. Zo ook K.J.F.Tutein Nolthenius die in 1908 werd uitgenodigd zitting te nemen in een commissie die advies moest uitbrengen over een nieuwe spoorbrug bij de Hem (Hembrug over Noordzeekanaal).
Rudolf Peter Johann Tutein Nolthenlus (1851-1939) werkte na zijn studie als ingenieur bij Rijkswaterstaat. Na zijn terugtreden bij Rijkswaterstaat werd hij in 1902 beherend vennoot in de firma Tutein Nolthenius en De Haan. Tot dat moment was Henri van Kempen de enige beherend vennoot. Deze effectenzaak ging in 1903 samen met de firma H.Oyens en Zonen, met beherend vennoten Hendrik Jan de Marez Oyens, J.H.van Eeghen en H.J.Rahufen. Rudolf bleef als medelirmant tot 1909 aan deze firma verbonden.
Uit een notariële akte van 1 juli 1909 blijkt dat Hendrik Jan de Marez Oyens, een vriend van August Crommelin, Henri van Kempen en Gerrit Hendrik de Marez Oyens, allen bankier, een vennootschap onder firma Tutein Nolthenius en de Haan aangaan waarvan het doel is de voortzetting van de bestaande firma Tutein Nolthenius en De Haan. Het was een Naamloze Vennootschap ‘Algemeen Kantoor van Administratie’ gevestigd in Amsterdam, alsmede van handel in, en de administratie van, aandelen in gemelde Naamloze Vennootschap.

brand daklijst na brand demontage na brand achterzijde na brand wacht op herstel

Voor de verkoop laat de familie Tutein Nolthenius het pand verbouwen en de mooie en monumentale inrichting wordt verwijderd en opgeslagen. De wandbetimmering van de grote zaal staat in de depot van het Amsterdams Historisch Museum, zo bleek uit vergelijking van oude foto’s van de familie Tutein Nolthenius. De vier behangsels van Glauber en De Lairesse werden geschonken aan het Rijksmuseum. De firma B.J.Voss & Zonen neemt vervolgens in 1910 het huis in gebruik als kantoor en magazijnruimte voor hun modehuis. B.J.Voss was in 1874 een manufacturenwinkel begonnen. Deze firma voerde een modernisering door, waarbij historische ornamenten achter plafonds en wanden verdwenen. De firma Voss wordt in 1967 een dochteronderneming van het C&A Brenninkmeyer concern. Voss verkoopt in die tijd vooral dameskleding. Zij hebben dan al lange tijd een winkel in de Kalverstraat 65-69.

aangestoken gevellantaarn geen lantaarns gevel daklijst

Het is niet duidelijk hoelang B.J.Voss & Zonen hier gevestigd blijft en of ze wellicht delen van het pand verhuren. Dit laatste lijkt waarschijnlijk want onder meer is de Commanditaire Vennootschap H.J.van Ogtrop hier van 1926 tot 1948 gevestigd.
Pieter Bas Mijnster en Steven Soeters zijn in 2007 eigenaren van Herengracht 132 en verkopen het pand voor fl. 3.000.000,- aan Ewoud Lietaert Peerbolte die enige bekendheid geniet als de thrillerauteur Ed Sanders. Het voorlopig koopcontract geeft nog de mogelijkheid van de koop af te zien. Ewoud besluit echter, ondanks de desastreuze brand in de nacht van 1 januari 2008, het pand te kopen. De bel-etage en de eerste etage hebben de brand redelijk goed doorstaan, al is er veel waterschade. De oorzaak van de brand is niet duidelijk. Volgens zeggen is er een vuurpijl naar binnen gevlogen op de 2de verdieping, maar of dat de echte oorzaak is, daarover zijn twijfels. Want waar komt opeens een groot spandoek met de tekst 'Burnt by Peter de Vries' vandaan en wat probeert men ons daar te laten weten. Het wordt niet duidelijk. In opdracht van de gemeente werd het pand al op 2 januari gedeeltelijk gedemonteerd. De verkoolde houten kroonlijst werd van het pand getakeld en is ongeschikt voor hergebruik. De restanten werden opgeslagen op de Monumentenwerf om als voorbeeld te dienen voor de reconstructie.

tuinhuis tuin tuinhuis detail tuinhuis uitbouw

Ewoud heeft besloten om het huis na de brand toch te houden en de verzekeringsuitkering te incasseren. Hij heeft nadien geprobeerd om het pand weer te herstellen, maar de plannen werden niet goedgekeurd. In 2011 komt hij zijn hypotheekverplichtingen van vier miljoen niet meer na en wordt het huis door de FGH-bank ter veiling aangeboden. Vlak voor de veiling is het ondershands verkocht.
De nieuwe eigenaar, Groeneweg Vastgoed en namens hen vastgoedontwikkelaar REB, vroeg architect Hans Vlaardingerbroek door te gaan met de restauratie van het hoofdhuis en het atelier. Wat volgde was een speurtocht naar de verdwenen onderdelen en ornamenten van het atelier, die in de tussenliggende jaren door Peerbolte naar constructie- en metaalbedrijven in Brabant en Marokko gestuurd waren. Aurelio vastgoedontwikkelingen was hier al door Peerbolte bij betrokken.

detail uitbouw achtergevel hal voor en na restauratie entree laraven laraven

Tot de start van de renovatie was er vanaf november 2011 voor een half jaar de gallery LaRaven gevestigd met diverse exposities.
Misschien bracht de brand toch nog een positief punt, want hierna werd in het souterrain een oude kluis ontdekt, met daarin archiefstukken, over de vroegste bouwgeschiedenis van het huis.

Meer lezen:
Bewindhebber VOC
Crommelin, Claude August
Gosschalk, Izak (Isaac)
Lodewijk XVI stijl
Renaissancestijl
Schepen
Springer, Johannes Ludovicus (Jan)
Tonnenboeier
Vlaardingerbroek, Hans
Willemspoort

Voor het laatst bewerkt:

Bronnen:
wikipedia.nl
Delpher: Het Vaderland; Nieuws van de Dag (Kleine Courant)
Het geslacht Nolthenius
Amstelodamum mb 1959; jb 1960; mb 1971; jb 1985
Huygens KNAW: de Vroedschap
Machiel Bosman: Elisabeth de Flines. Een onmogelijke liefde in de achttiende eeuw (Amsterdam 2008)
Gilbert de Flines: ‘De dramatische geschiedenis van Elisabeth de Flines (1681-1746)’, Gens Nostra 46 (1991) 17-27
www.amsterdamsebinnenstad.nl/binnenstad/291/fotoatelier.php
www.amsterdam-monumentenstad.nl
walther Schoonenberg: Binnenstad 226, februari 2008
www.amsterdamsegrachtenhuizen.info
Wilfred van Leeuwen: Binnenstad 254/255, november/december 2012
Ons Amsterdam mb januari / april 2008
www.crommelin.org
www.tuteinnolthenius.org
Gemeentearchief Amsterdam
geni.com