Naam: Huis van De Graeff
Adres: Herengracht 446
Architect: Philips Vingboons; -; -; -; G.C.Six; -
Bouwtijd: 1671; 1739; 1800; ca.1900; 1927; 2024
Opdracht: Andries de Graeff; Alida Johanna de Graeff; Johannes Retemeyer; Sint Willebrordus Stichting; Gebr.Teixeira de Mattos; -
Gebouw
Erf 29 kwam als laatste in de eerste reeks erven in veiling op 26 februari 1665. Koper is de varensgezel Elias Pieters voor een bedrag van 7200,- gulden. Opvallend is dat in het register waarin
dit is bijgehouden in de kantlijn de toevoeging ‘Een Schaep’ is geschreven. Wat wordt hiermee bedoeld?
In twee keuren van 1662 en 1668 uit de Handvesten van Amsterdam is dit terug te lezen. De keuren moeten het opjagen van veilingprijzen tegen gaan. Het schijnt dat bepaalde lieden op veilingen
meebieden en dan soms het hoogste bod uitbrengen, maar niet in staat zijn om dit ook gestand te doen. Zij worden schapen genoemd. De straffen waren niet mals. Had iemand meegeboden zonder
voldoende borgen te kunnen stellen dan werd hij in het tuchthuis gezet. Dit was bij de eerste maal gedurende veertien dagen; de tweede maal voor een maand en bij de derde keer volgde ‘een
correctie straf’. (Dat gebeurde op de Heiligeweg met de bullepees!). Het effect was kennelijk niet afdoende en de keur van 1668 verscherpte de bepalingen. De straffen werden verzwaard. Bij de
eerste overtreding ging de overtreder naar het tuchthuis ‘omme al daer te Raspen den tyd van twee Maenden’. Als hij voor de tweede maal aan een perceel bleef hangen, moest hij voor drie maanden
naar het tuchthuis; had hij het dan nog niet afgeleerd dan moest hij boven de straf van drie maanden ‘met geeselinge binnenskamers worden gestraft’.
Elias Pieters kon dus niet betalen en daarmee was het bod ongeldig. Mr.Andries de Graeff (1611-1678) kocht het daarna voor fl. 6.970,-. Hij werd geborgd door Jan van de Poll en Mr.Hendrik Hooft.
Het aansluitende erf 30 werd zou pas een jaar later geveild worden, maar op verzoek van De Graeff werd een uitzondering gemaakt. Het erf werd van stadswege buiten mededinging uit de hand verkocht,
voor fl. 7.941,-. Dit was geen hoge prijs want het erf was 8 voet breder dan het eerste erf. De gehele breedte werd nu 62 voet.
In 1665 en 1666 komt mr.Andries de Graeff dus in bezit van de erven 29 en 30. Hij laat Philips Vingboons er een bijzonder groot monumentaal dubbel grachtenpand, bouwen. Het bebouwde terrein is 16,25 x 16,25
meter met een totaal oppervlak van 1335m2. Het staat op één van de toen al duurste plekken in de grachtengordel. Bij het huis hoorde overigens ook een pakhuis en een stal aan de Keizersgracht 493.
De gevel wordt zeven raamassen breed, een unicum, en is voorzien van een middenrisaliet, hoeklisenen en een ingang van zandsteen met een Dorische deuromlijsting. Deze ingang is op de hoofdverdieping
even breed als de middenrisaliet. Een verdieping hoger is de ingangspartij nog slechts vensterbreed. Voor dit venster is een balkon aangebracht. Boven het venster zijn twee wapens in de muur
aangebracht. De gevel wordt versierd met een spreuk van Ovidius: ‘Rapidis Velocius Umbris’ (‘Sneller dan de schaduwen’). Op de gevel wordt een balustrade geplaatst, met hoekvazen en twee beelden.
Onder het huis is een kelder die voor de opslag van peper werd gebruikt.
Alida Johanna de Graeff laat het pand in 1739 verbouwen in Lodewijk XIV-stijl. De stoep wordt vernieuwd en ook de ingangspartij wordt iets aangepast. Het middenstuk van de balustrade krijgt een sierstuk met het familiewapen van De Graeff. Tegen dit sierstuk leunen beelden van Neptunus en Mercurius. De wapens boven het middenvenster worden verwijderd en de vensters krijgen een gebeeldhouwd ornament onder de dorpels. Ook wordt er nog een koepelkamer gebouwd. Bij de verbouwing wordt trouwens een gelukkige vondst gedaan: men graaft acht zakken geld op; een bedrag van fl. 5000,-. Een jaar later, in 1740, wordt nog een witmarmeren schoorsteenstuk in Lodewijk XV-stijl van Bernard / Bartholomeus en Theodorus (Thijs) de Wilde geplaatst in de linker achterkamer met de roodmarmeren schouw. Het opzetstuk toont de voortbrengselen van de Aarde. In een grote schelpvorm zijn bloemen en fruit verwerkt. Op de houten schoorsteenboezem is een 19de-eeuws geschilderd schoorsteenstuk met vier vogels te bewonderen.
In deze kamer zijn de drie plafondschildering geplaatst die Andries had besteld bij de beroemde kunstschilder Gerard de Lairesse (1640-1711). Zij sieren de kamer tot 1903.
Uit onderzoek is gebleken dat de plafondschildering qua symboliek enkele keren tijdens het schilderproces aan de politieke situatie is aangepast. Natuurlijk zijn de stroomgoden van IJ en Amstel
afgebeeld op de zijpanelen. Centraal staan drie allegorische vrouwenfiguren: Eendracht, Handelsvrijheid en Bescherming tegen gevaar. Eendracht en Bescherming strijden tegen vijanden, de middelste
maagd wordt verdedigd door de ‘generaliteitsleeuw’, symbool voor de Nederlandse Republiek. Tenslotte is ook het wapen van handelsstad Amsterdam zichtbaar.
Wat veranderde De Lairesse nu precies? Oorspronkelijk zouden de schilderingen de Vrede van Breda (1667) bewieroken. Deze werd gesloten nadat de Republiek Engeland ter zee had verslagen. Toen ging
het met het bewind van raadpensionaris Johan de Witt nog goed. Maar terwijl de schilder bezig was, brak er opnieuw oorlog uit. Dat was het Rampjaar 1672 waarin de Republiek van alle kanten tegelijk
werd aangevallen. Twee wijzigingen vallen op. Eendracht hield aanvankelijk een bundel met zeven pijlen vast, een verwijzing naar de Zeven Verenigde Nederlanden. Maar in 1672 schilderde De Lairesse
drie pijlen weg, want Utrecht, Gelderland en Overijssel waren bezet door de Fransen. De resterende vier provincies zetten de strijd voort.
De volgende wijziging is de toevoeging van de stroomgoden IJ en Amstel. Het is aannemelijk dat ze verwijzen naar de Hollandse Waterlinie. De dijken werden doorgestoken om de Fransen tegen te houden.
De Graeff was als bestuurder betrokken bij de inundaties rond Amsterdam en wilde duidelijk maken dat hij altijd voorstander was geweest van het voortzetten van de strijd tegen Frankrijk. Deze
stellingname hielp Andries de Graeff niet. Als aanhanger van de die zomer vermoorde Johan de Witt werd hij op last van Willem III ontslagen. Hij zou nooit meer een ambt bekleden.
De kamer rechtsvoor is voorzien van een houten plafond met het wapen van De Graeff en dat van zijn echtgenote Elisabeth Bicker van Swieten, met daarnaast nog zestien familiewapens van verwante
geslachten: de acht overgrootouders van hemzelf en die van zijn echtgenote.
De stijlkamers zijn in 2024 gerestaureerd waarbij een deel van de plafondschilderingen in ere is hersteld. Dit lukte helaas niet met het plafond dat naar het Vredespaleis is verhuisd. Het lukte wel
met het plafond uit 1672 in de rechter voorkamer.
Dit plafond met afbeeldingen van zestien familiewapens van Andries de Graeff, zijn vrouw Elisabeth Bicker van Swieten, en anderen uitgevoerd in gepolychromeerd hout, werd ontdekt in 1911 en in 1917
verkocht. Het meubelbedrijf Phoenix had de plafondbekleding in stukken op de zolder bewaard en bood ze bij haar vertrek te koop aan. Gelukkig zijn ze terecht gekomen waar ze bij uitstek hoorden, in
het bezit van de nazaten, de jonkheren De Graeff van Zuid-Polsbroek.
Het plafond kon in 1959 worden teruggekocht.
Bij binnenkomst van het 17de-eeuwse voorhuis valt in het bredere deel van de gang direct het 18de-eeuwse stucwerk op. Links en rechts boven de deuren is een stucreliëf Geloof en Hoop aangebracht.
Het stucplafond verbeeldt de Apotheose of de kroning van Prudentia (de Voorzichtigheid) omringd door vier putti. Eén de putti draagt de attributen van Minerva en biedt een spiegel aan Prudentia aan.
Het verbeeldt dus niet alleen de voorzichtigheid voor maar ook wijs beleid.
Ook de fraaie trapleuning is uit deze tijd.
Bij de verbouwing van 1739 is ook de fraaie attiek aangebracht met gekroond wapenschild geflankeerd door Neptunus en Mercurius, gebeeldhouwd door Jan van Logteren, maar daarvan
is alleen het middenstuk met familiewapen bewaard gebleven.
Koopman Johannes Retemeyer wordt in 1800 eigenaar. Hij laat bij de volgende opknapbeurt de verbouwingen van Alida Johanna de Graeff grotendeels ongedaan maken. De stoep en ingangspartij worden weer
veranderd. De beelden van Neptunus en Mercurius verdwijnen en op de attiek worden zes vazen geplaatst.
Daarnaast zijn de vensteromlijsting, snijraam, empire roedenverdeling en twee gevellantaarns aangebracht. Hij is waarschijnlijk ook verantwoordelijk voor het laten kaalhakken van het familiewapen
in de Franse tijd.
Tussen 1895 en 1921 is het pand van de Sint Willebrordusstichting en biedt het achtereenvolgens onderdak aan het Sint Ignatius College (een gymnasium) en een meubelzaak (Phoenix). De Sint Willebrordusstichting
laat de plafondschildering van Gerard de Lairesse in 1903 veilen bij Frederik Muller & Co en ze worden voor fl. 8300,- aangekocht door de Carnegie Stichting, die de doeken later plaatst in het
Vredespaleis in Den Haag, dat op moment van de aankoop nog gebouwd moest worden. Men ging er ten onrechte van uit dat het plafond, genaamd Triomf der Vrede, een allegorie op de Vrede van Münster
(1648) voorstelde.
De doeken werden hier in 1913 in de Ferdinand Bolzaal geplaatst. Deze zaal is vernoemd naar de grote wandschilderingen van Bol en die weer afkomstig waren uit een Utrechts grachtenpand.
In 1917 werd aan de Herengracht 446 nog het borstbeeld van Andries de Graeff, een kopie van het beeld in het Rijksmuseum, geplaatst boven een deur in de hal.
Vanaf 1921 staat het pand enkele jaren leeg en vervalt. Vijf jaar later koopt de Commanditaire Vennootschap Gebr.Teixeira de Mattos het pand. Nog een jaar later richt architect jhr.ir.G.C.Six het
pand in als kantoor. Bij deze verbouwing wordt het wapen van de oorspronkelijke bouwheer De Graeff weer in de lijst aangebracht.
De laatste honderd jaar bood het pand onderdak aan verschillende banken. Zij lieten in het souterrain een kluis bouwen, welke anno 2024 is verwijderd.
Bewoners
Opdrachtgever voor de bouw en eerste bewoner in 1672 is Andries de Graeff (1611-1678), de derde zoon van Jacob Dircksz de Graeff (1571-1638) en Aeltje Boelens Loen (1579-1620), groeide op in het
huis “In de Keysershoedt” aan de Lange Niezel 10. Hij is in 1646 gehuwd met zijn achternicht Elisabeth Bicker van Swieten (1623-1656), derde dochter van Cornelis Bicker van Swieten (1593-1654) en
Aertge (Aartje) Witsen (1599-1652). Zij krijgen vier kinderen: Cornelis de Graeff (1650-1678), Alida de Graeff (1651-1733), Arnoldina Andriesdochter de Graeff (1652-1703) en Jacob de Graeff.
Andries promoveerde in 1634 in Poitiers tot meester in de rechten en verwierf de titel ridder van het Heilige Roomse Rijk.
Hij heeft daarna een enorme lijst van functies op zijn naam weten te verzamelen. Zo was hij burgemeester in 1657, 1660, 1664, 1666, 1667, 1670 en 1671. Maar ook van 1646 tot 16?? schepen, van 1650-1652 gedeputeerde in de Generaliteitsrekenkamer te Den Haag, van 1652-1657 rekenmeester der grafelijke domeinen van Holland en West-Friesland te Den Haag, van 1646 tot 1650 en van 1657-1672 lid van de vroedschap. Korte functies waren bewindhebber van de Admiraliteit van Amsterdam (1658-1659), ambachtsheer van Urk en Emmeloord (1660-1678?) en lid van de Raad van State te Den Haag (1661-1663).
Bij al die functies hoorde volgens Andries ook een adellijke titel en hij liet dit uitzoeken. Amsterdamse genealogen vonden een zeer twijfelachtige lijn naar de adellijke heren Von Graben von
Stein uit Tirol. Toch verkregen Andries en zijn zoon Cornelis op basis hiervan in 1677 een adelsbrief van keizer Leopold I.
Ook zonder adellijke titel had De Graeff al een beroemde kennissenkring: Pieter Corneliszoon Hooft was een oom, Frans Banninck Cocq was een zwager en Johan en Cornelis de Witt waren neven. Al deze
kennissen en functies zorgden dat Andries hoog op de maatschappelijke ladder stond en in 1674 goed was voor plek bij de 250 rijksten van ons land met een vermogen 1,1 miljoen gulden (2025: ca. 80
miljoen euro) en een door Rembrandt geschilderd portret.
Al met al woont Andries de Graeff maar twee jaar in dit pand. In 1674 verhuist hij om fiscale redenen naar Utrecht en wordt het huis verhuurd, maar wel binnen de familie.
Gillis Valckenier had een uitgesproken hekel aan de familie De Graeff en aan hen gelieerden. Hij bewerkstelligde bij de Prins van Oranje het ontslag van De Graeff en aanverwanten uit de stadsregering. In 1674 en ‘75 werden de nieuwe kohieren voor de 200ste Penning opgemaakt en dit ging met onvoorstelbare partijdigheid. De erkend rijke schoonzoon van Valckenier werd op een kapitaal van slechts fl.75.000,- getaxeerd, zijn eigen zoon op niet meer dan fl.10.000,-. Daarentegen zag Andries de Graeff zich aangeslagen voor het ongehoorde bedrag van fl.700.000,-. Om zich aan die zware belasting te onttrekken verhuisde hij naar Utrecht. De invloed van Valckenier en zijn kliek reikte ook tot hier. De Staten van Holland bepaalden bij placaat van 3 April 1677, dat voor degenen, die sedert 1671 buiten de provincie van Holland waren gaan wonen, de betaling van de bedoelde belasting verplichtend werd gesteld en dat zij, op straffe van beslaglegging op hun persoon en goederen, gedwongen werden naar hun vroegere woonplaatsen terug te keren! Andries voldeed noodgedwongen aan dit bevel.
In 1674 is het huis verhuurd aan Geertruid Bicker (1634-1702), dochter van Jan Gerritszoon Bicker (1591-1653) en Agneta de Graeff van Polsbroek (1603-1656), een zuster van Andries. Geertruid was
getrouwd met Jean Deutz (1618-1673) en kreeg als bruidsschat het buitenverblijf De Eult compleet met omliggende landerijen van haar ouders. De Eult ligt tegenover Paleis Soestdijk, op een oude dijk
naar Soest, en wordt ook het Baarnsche Bosch genoemd. Het hoofdhuis van De Eult is inmiddels verdwenen. De Amsterdamse burgemeester Johan Bicker (1591-1653) kocht hier een veengebied om er een
hofstede te bouwen. Een van de latere Bickers legde hier in 1733 een zogenaamd sterrenbos aan met centraal een spiegelvijver.
Hoewel Jan Bicker een geducht tegenstander is van de Oranje’s wordt het Baarnse Bosch later toch onderdeel van Paleis Soestdijk.
Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren: Johan Deutz (1655-1719), Agneta Deutz (1657-1678), Isabella Agneta Deutz (1658-1694), Catrina Deutz (1660-?), Joä Deutz (1665-?).
Cornelis de Graeff (1650-1678), zoon van Andries de Graeff, trouwt met Agneta Deutz (1657-1678), dochter van Geertruid Bicker in 1678. Als huwelijksgift ontvangt het echtpaar het ‘Huis van de
Graeff’ van Andries de Graeff op de Herengracht 446. Zij waren aanwezig bij het feest ter gelegenheid van de Vrede van Nijmegen, een vredesverdrag in 1678 tussen de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden en het Koninkrijk Frankrijk . Naar aanleiding van de door Willem III verloren Slag bij Kassel (1677) maakte de Vrede van Nijmegen een einde aan de vijandelijkheden tussen de Republiek
en Frankrijk. Een dag na een feest, waar zij vermoedelijk iets verkeerds gegeten hadden, overleden beide echtelieden. De grafkapel van Cornelis bevindt zich in het Sint Cornelis-koor, het familiegraf
van de geslacht De Graeff, in de Oude Kerk te Amsterdam.
Met het overlijden van Cornelis de Graeff in 1678 vererft het huis aan zijn oudste zus Alida de Graeff (1651-1733). Zij trouwde in 1678 met de president van de Staten van Utrecht, de Utrechtse regent
Diederik (Theodorus) van Veldhuyzen, heer van Heemstede (1651-1716).
Alida liet haar deel van de inboedel overbrengen naar Utrecht en later naar Den Haag. Het ‘Huis van den Graeff’ werd voor enige decennia een huurhuis, maar bleef wel in de familie.
Na het overlijden van haar echtgenoot in 1716 erfde Alida de Graeff de vrije en hoge heerlijkheid Jaarsveld. Na haar overlijden verkocht Jacob de Fremery, executeur van het testament van Alida de
Graeff, de hoge heerlijkheid van Jaarsveld aan Cornelis Johansz de Witt. Het huis was door Alida vermaakt aan haar petekind Alida Johanna de Graeff (1713-1757), dochter van Johan de Graeff. Dit
nichtje was met haar zuster Jacoba Adriana de Graeff en haar broer Gerrit de Graeff universeel erfgenaam van haar oudtante. De goederen werden op 24 april 1734 overgedragen. Uit de boedelbeschrijving
blijkt dat in het huis een schoorsteenstuk aanwezig was geschilderd door Rembrandt.
Nicolaas Pancras (1696-1739), schepen, in 1725 getrouwd met Anna Elisabeth Geelvinck (1702-1757) was in 1733 de huurder van het pand en zij verhuisden in 1734 naar Herengracht 458. Anna Geelvinck
is in 1740 hertrouwd met Jean Lucas Pels (1688-1741).
Alida Johanna de Graeff (1713-1757) laat het pand verbouwen en betrekt het in 1738 samen met haar zus Jacoba Adriana de Graeff (1710-1745) en hun moeder Joanna Hooft (1678-1738), weduwe van Jan de Graeff
(1673-1714), vrijheer van Zuid-Polsbroek, kleinzoon van Cornelis de Graeff (1599-1664) en Catharina Pietersdochter Hooft (1618-1691). Cornelis de Graeff (1599-1664) was eerder getrouwd met Geertruid Overlander
(1609-1634). Cornelis de Graeff is de broer van Andries de Graeff.
Alida Johanna de Graeff treedt in 1743 in het huwelijk met mr. François de Witt (1706-1775). François moet wel een man in bonus zijn geweest, want reeds in 1742, dus nog voor zijn huwelijk, hield
hij zes dienstboden, koets en paarden, bewoonde een huis van f 2154 huurwaarde en werd hij geschat op een inkomen van fl.18.000,- à fl.20.000,-. Hij bezat ook de hofstede ‘Elsenburgh’ aan de Vecht
bij Maarsen. François de Witt is burgemeester in 1766, 1769 en 1772. Na haar overlijden hertrouwt François met Agneta (Agnes) Geertruid van Lockhorst (1735-1788). In 1779 wordt het huis eigendom
van het enige kind van François uit zijn eerste huwelijk: mr. Jan de Witt (1755-1809).
Jan de Witt en zijn echtgenote Johanna Wilhelmina Clifford (1756-1820) bewonen het pand tot 1787. In 1784 had hij ook nog de hofstede ‘Diependaal’ onder Nieuw-Maarseveen voor fl. 12.200,- gekocht
en verkoopt het weer in 1788. Daarna wonen zij in Frankrijk tot 1795. Als Jan in 1795 ambassadeur bij de Zwitserse Kantons wordt, gaat Herengracht 446 in de verhuur. Huurder wordt de koopman
Johannes Retemeyer.
Deze huurder Retemeyer koopt in 1800 het pand inclusief het pakhuis en koetshuis aan de Keizersgracht voor fl. 58.500,-. Hiermee is het complex niet langer in het bezit van de familie van de
Andries de Graeff.
In 1804 krijgt Herengracht 446 weer een nieuwe eigenaar: Abraham Verhamme (?-1816). Deze koopman in drogerijen en verfwaren vestigt zijn kantoor in de stal aan de Keizersgracht. Na zijn overlijden
in 1816 blijven zijn zoon Jacob Abraham Verhamme (1790-1846), ook koopman in drogerijen, en zijn dochters Maria, Elisabeth en Margaretha in het pand wonen.
De weduwe van Jacob Abraham Verhamme verkoopt het pand met toebehoren in 1846 aan Alexander Oppenheim (1818-?), bankier en consul van België, in 1845 gehuwd met Elisa Beer.
Matthias Heemskerk (1809-1889), in 1837 getrouwd met Catharina Anthonia Rauwenhoff (1811-1865), kocht Herengracht 446 in 1854 voor fl. 62.500,-. Hij ging er wonen en kantoor houden als directeur
van de Assurantie Compagnie (1771-1960). Twee jaar later verkocht hij uit de hand voor fl. 44.000,- het huis zonder de aanbouwsels aan Hermanus Engelkind Beth (1778-?). Misschien moet de snelle
verkoop van het huis met een flink verlies gelinkt worden aan de zware gokverslaving van Matthias waarvoor hij zich gelden toe-eigende van cliënten. Hij moest naar de gevangenis in Hoorn en zijn
vrouw en kinderen verhuisden mee om hem te verzorgen.
Hermanus Engelkind Beth was geboren aan de Keizersgracht 613 als zoon van Hendrik Tammesz Beth (1753-1828) en Susanna Engelkind (1754-1822). In 1841 woonde hij hier nog altijd. Zowel Hermanus,
zijn vader en grootvader, Tamme IJsbrands Beth gewoond hebbende aan het Singel 36 in huis Zeevrugt, waren reder en koopman.
Hermanus Beth draagt het huis in hetzelfde jaar 1856, zonder de bouwsels aan de Keizersgracht, over aan zijn dochter Susanna Henriëtte Beth (1818-1879). Zij is getrouwd met dr.Ernst Christiaan
Büchner (1812-1882), een arts van lutherse huize. Ernst Büchner zal meerdere jaren zitting hebben in de gemeenteraad, Provinciale Staten en de Eerste Kamer en daar debatteren over medische zaken
maar ook huisvesting, Hij is een aanhanger van de ideeën van dr.Sarphati.
Na zijn dood in 1883 verkopen Büchners acht kinderen Herengracht 446 voor fl. 70.000,- aan Elisabeth Jacoba Christina Dorrepaal (1854-1927). Zij is een dochter van de schatrijke oprichter van
cultuurondernemingen in de Vorstenlanden: Georgius Leonardus Dorrepaal (1816-1883) en Ludovica Manuel. Elisabeth huwde in 1875 met Gerard Henri van Steyn. Zij bewonen het pand tot 1894 en ontvangen
er regelmatig gasten voor feestelijke avonden. Ze zijn ook in het bezit van Villa ‘Egghermonde’ in Soesterberg.
De Sint Willebrordus Stichting koopt het huis en Herengracht 448 in 1895 waarna de door paters jezuïeten gestichte jongensschool Katholiek Gymnasium er wordt gevestigd. Het gymnasium blijft hier tot
1911 aanwezig. De zaal zal worden ingericht tot kapel voor het houden van godsdienstoefeningen. De grote zaal van Herengracht 448 zal tot aula worden verbouwd. Aan beide huizen wordt verder zo min
mogelijk verbouwd. In 1911 verhuist het gymnasium naar de Hobbemakade en krijgt daar een nieuwe naam Sint Ignatius college.
In 1912 wordt er een meubelzaak ‘Phoenix’ gevestigd en laat de Sint Willebrordusstichting de plafondschildering van Gerard de Lairesse verwijderen voor verkoop.
Tabakshandelaar Bernard Henri Manus (1880-1940), getrouwd met Marjorie Castle Smith en later met Anna de Jong, koopt het pand in 1917 voor fl. 180.000,-. Aansluitend werd het hele huis getransformeerd
in een sprookjesachtig damesmodepaleis, waar de firma Joles & Co. de nieuwste Parijse toiletten en andere artikelen voor dames (Robes, Manteaux, Fourrures, Chapeaux) op de aantrekkelijkste wijze
tentoonstelde. De opening in september 1917 was een evenement in de Amsterdamsche dameswereld. Door toedoen van de schilderes Rie de Balbian Verster-Bolderhey (1890-1990) had het pand niets van
een modemagazijn, maar ademde weer helemaal het karakter van een patriciërs woonhuis. Elke zaal en elk vertrek was in een bepaalde stijl gestoffeerd en versierd met grotendeels authentieke oude
kunstvoorwerpen. Door die precieuze aankleding wordt de illusie versterkt, dat deze smaakvolle en bekoorlijke interieurs van geslacht op geslacht in hun waarde zijn gelaten.
Bernard is opgegroeid in één van de rijkste Amsterdamse families. De zeven kinderen hadden zowel een Engelse als een Franse gouvernante en bezochten goede particuliere scholen, zoals een lagere school
aan de Keizersgracht en voor de meisjes de Middelbare School voor Meisjes aan de Herengracht 476, ook wel de ‘De Gouden School’ genoemd. De opvoeding die de kinderen kregen is, ondanks de vrijzinnig
joodse achtergrond, geheel seculier. Dit kwam mede tot uiting in het aantrekken van niet-joods huispersoneel dat niet op de hoogte was van bijvoorbeeld de joodse tradities en spijswetten.
Vanaf 1921 staat het pand enkele jaren leeg en raakt verwaarloosd.
Het huis wordt op 31 december 1926 gekocht door Gerrit Kreyenbroek en Julius Rafael Schulein, vennoten in de Commanditaire Vennootschap Gebr. Teixeira de Mattos voor hun kantoor. Bouwkundig ingenieur
jhr.G.C.Six zorgt voor het weer in bewoonbare toestand brengen en de inrichting voor de nieuwe bestemming.
Samuel Teixeira de Mattos (1791-1865) richtte in 1822 een effectenkantoor onder de naam Teixeira de Mattos. Vanaf 1852 werd het bedrijf voortgezet door zijn twee zoons, Isaac Eduard Teixeira de Mattos
(1832–1885) en Abraham Louis Teixeira de Mattos (1839–1908) nu met de naam Gebroeders Teixeira de Mattos. Abraham’s tweede zoon, jonkheer Henry Teixeira de Mattos (1867-1924), werd op een later moment
medefirmant. Tot de Tweede Wereldoorlog was het een gerenommeerd joods bankiershuis. In de oorlog zijn de firmanten vermoord. Na de oorlog werd de bank beheerd door de staat en kwam daarna in handen
van een vof.
Kort na de oorlog gaan de zaken kennelijk niet zo goed, want in de krant van 1949 is te lezen dat er een showroom is van de NV Nationaal Kasregister, vh Cord H.van Erk, van Amstel 190-192.
In 1966 moest de bank surseance van betaling aanvragen. De bank ging failliet, samen met haar dochtermaatschappijen Forum-Bank NV en Dunlop & Co NV, nadat de directeur zich op kantoor door het hoofd
had geschoten. Dit dramatische faillissement kwam totaal onverwacht. Het was het eerste faillissement van een Nederlandse bank sinds de ondergang van Mendelssohn & Co. in 1939. Rekeninghouders en
aandeelhouders waren hun geld kwijt. Naar aanleiding van deze gebeurtenis werd de collectieve garantieregeling in het leven geroepen (depositogarantiestelsel). Bovendien gingen de meeste Nederlandse
banken hun effectenbewaarbedrijf onderbrengen in een separate rechtspersoon, ter bescherming van de depothouder.
Het huis werd in 1969 uit het faillissement verkocht aan Lloyds Bank Europe Ltd., een in 1911 opgericht bankbedrijf. Zij zetten de panden nog hetzelfde jaar op naam van de Algemene Beleggings Compagnie
NV., een bedrijf dat vermogensbeheerdiensten levert aan particuliere en institutionele beleggers.
In de Zierikzeesche Nieuwbode van 8 nov 1971 wordt gemeld dat: ‘Zondagavond 7 nov omstreeks 10 over 10 is een bomaanslag gepleegd op het gebouw Lloyd’s Bank Europe Limited aan de Herengracht 446
in Amsterdam. De bom was voor het gebouw op straat geplaatst. Een groot aantal ruiten van het bankgebouw sneuvelde en er werd een gat in het granieten plaveisel voor de ingang van de bank geslagen. Er
werd niemand gewond. Wie de aanslag heeft gepleegd is nog onbekend.’
Daarna heeft tot 2007 Yapi Kredi Bank uit Turkije er een kantoor.
Voordat het huis weer een opknapbeurt ondergaat hebben de modeontwerpers Viktor Horsting en Rolf Snoeren hier van 2007 tot 2019 hun kantoor met modemerk Viktor & Rolf.
In 2024 wordt het pand te koop aangeboden voor een vraagprijs van 14 miljoen euro.
Bronnen:
wikipedia.nl
funda.nl
onh.nl
amsterdam-monumentenstad.nl
adelinnederland.nl
Margriet van Eikema Hommes, ‘De hemel van Gerard de Lairesse. Een plafondschildering uit het Rampjaar 1672’. Uitgever: Amsterdam University Press
Haarlem’s Dagblad 23 feb 1895
Het Parool 18-2-1995
Amstelodamum 1983 (H.J.Zantkuijl)
Amstelodamum 1917, 1930
openarchieven.nl
stiching-behoud-landgoed-tongeren-epe.nl/ledenblog/charles-le-chevalier
De jongen van de stoommachine