Adres: Nieuwe Doelenstraat 16-18
Architect: -; -; -; J.G. en A.D.N.van Gendt
Bouwjaar: ca.1635; 1736; 1764; 1905
Opdracht: Frederik de Vries; Cornelis Hop; Jacob Hop; Frederik Muller
De Nieuwe Doelenstraat was tot het eind van de 16de eeuw slechts een smal pad langs de stadsmuur en werd na de sloop van de muur langs de Amsteloever aangeplempt. De zo ontstane grond werd
geveild als bouwkavels. Verkoop vond plaats op voorwaarde ze niet te ’splitsen nogh smaldeelen tot eenige slopgens of steeghiens en geen ambachten te doen van smeden? slotenmakers, enz.,
cooperslagers, geelgieters, cuypers ende andere, die het ambeelt ofte haemerslagh gebruyken, ook geen moutery, brouweryen? smeersmeltery, suyckerbackery, seepsiedrry, verwery, backery of eenige
vuyle of luydruchtige neering’. Voorts dat aan de Amstel moest gemaakt worden ’een eenparige steenen juckinge’ en dat er geen getimmerten gemaakt mochten worden, die over ‘t water
uitstaken. De stad bereikte hiermee dat er ‘schoone en aansienlijcke huijzen’ verrezen.
16
Stadssecretaris Mr.Frederik de Vries heeft in 1634 dit onbebouwde erf overgenomen van Nicolaas Hasselaar (1593-1635), majoor der stad, die er op de veiling fl. 3100,- voor had betaald. Het
naastliggende onbebouwde erf nam hij over van Jan van Hoorn. Frederik de Vries liet hier twee huizen bouwen. Hij ging zelf in het grootste huis op nummer 16 wonen. Dit liep achter het kleinere
pand langs (de achtergevel, een trapgevel, is te zien op de tekening van Beerstraten). De Vries liet in zijn woonhuis rijke beschilderingen op de balken en vloerdelen in Vlaamse stijl aanbrengen,
met figuren, slingers en cartouches naar de 16de-eeuwse ornamentprenten van Cornelis Bos. De voorkamer bevat een vrolijke optocht van saters. Op de balken zijn medaillons aangebracht
waarop de belangrijkste goden van de Olympus zijn afgebeeld, zoals Neptunus, Minerva, Diana, Mercurius en Venus. In de cartouches tussen de balken zijn aan hen gerelateerde verhalen
aangebracht, zoals dat van Venus en Adonis, een mythologisch-erotisch gedicht van Shakespeare gebaseerd op het bekende en vaak navertelde verhaal uit Ovidius' Metamorphoses. Deze voorstelling
blijkt een kopie te zijn van een schilderij van Rubens dat zich in die tijd in Brussel bevond. In de huidige hal, die in de 17de eeuw vermoedelijk de zijkamer was, bevinden zich groteske beschilderingen
in lijstwerk. Op een raveelbalk zijn de wapens van De Vries en zijn vrouw Weijntje Bas aangebracht. De beschildering in het vak waar oorspronkelijk de schouw zat, is tijdens de restauratie in 1969
toegevoegd.
Frederik de Vries verkoopt het huis in 1646 aan Pieter Carpentier (-1659), oud-gouverneur van Indië en in 1631 wonende aan de Herengracht. Na Pieters overlijden verkochten vier van zijn kinderen,
Johannes, Agneta getrouwd met Ernst Klenck, Roeland en Anna gehuwd met Pieter van der Venne, in 1663 voor ruim fl. 23.000,- hun 3/4 aandeel in het huis aan de erven van Lucas van der Venne. Zijn
kleindochter verkocht het 3/4 gedeelte in 1678 weer voor fl. 16.000,- aan Anna, de weduwe van Roeland Carpentier. In 1700 verzoeken leden van de families Carpentier en Klenck aan het hof van
Holland om een ‘mandement van willig decreet’. (Een willig decreet is een juridisch begrip dat voornamelijk voorkomt in de context van onroerend goed waar het een rol speelde in de eigendomsoverdracht
en de bescherming van de rechten van de betrokken partijen. Vaak betreft het hier een regeling waarbij het onroerend goed niet buiten de familie verkocht mag worden. Het mandement verzorgt de
vrijstelling van deze verplichting.)
Nadat zich geen rechthebbenden op het huis hadden gemeld werd het verhuurde huis voor fl. 18.000,- verkocht aan Willem van Dam, bewindhebber der Oost-Indische Compagnie, gehuwd met Brigitta
Graafland. De huurder was Ds.Streso die nog voor 4 jaar een contract had. In 1720 wordt het huis nog bewoond door drie ongehuwde dochters van Willem van Dam. Zij betalen fl. 800,- huur per jaar.
Het huis wordt in 1735 verkocht. Karel van Dam woonde toen op de Keizersgracht bij de Utrechtsestraat, Willem van Dam was vroedschap en schepen te Utrecht, Clara Elisabeth van Dam was gehuwd met
Ds.J.Costart de la Moraissière te Amsterdam en Lydia Adriana van Dam was ongehuwd gebleven. De overige kinderen waren al overleden. Ze ontvangen fl. 38.000,- voor het huis dat belend was aan
mevrouw Cromhout-Six aan de ene zijde (14) en aan de andere zijde (18) vóór aan de Erven Haringhoeck en achter aan Du Pont.
Mr.Cornelis Hop (1685-1762) werd in 1736 eigenaar van 16 en kort daarna van 18 dat hij kocht van de Erven Haringhoeck. Cornelis was de zoon van Jacob Hop en Isabella Hooft. Hij huwde in 1726 met
Petronella Maria Calkoen (-1728), bij wie hij een zoon, Jacob Hop (1728-1776), had. In 1735 trouwde Jacob met Rebecca Jacoba Valckenier. Vanaf 1713 was hij schepen, vanaf 1715 bewindhebber
van de W.I.C. en directeur van de Sociëteit van Suriname. In 1720 werd hij raad van Amsterdam. Daarnaast was hij van 1718 tot 1725 ambassadeur bij de Franse koning. Bij de O.I.C
werd hij in 1753 bewindhebber, bij de admiraliteit van Amsterdam raad (1758 en 1761). Tenslotte was hij tussen 1753 en 1762 vier keer burgemeester.
Voor de verbouwing van het huis op nummer 18 wordt de eerste steen op 16 augustus 1736 gelegd door zijn achtjarige zoontje Jacob Hop. De prachtige plafonds werden duidelijk niet gewaardeerd, maar
gelukkig ook niet vernietigd. De tekeningen verdwijnen achter stucplafonds om enkele eeuwen later te worden herontdekt. Na het overlijden van Cornelis betrekt Jacob met zijn vrouw Geertrui Lestevenon
het ouderlijk huis dat hij in 1764 liet samenvoegen met het buurhuis, Nieuwe Doelenstraat 18, waarbij zowel de voor- als de achtergevel in stijl werd aangepast en voorzien van een lijstgevel met een
toegang in empire-stijl. Op de achtergevel kwam een balustrade met een opzetstuk met het wapen van de familie Hop met een arend en een leeuw als schildhouders. Ook werd er een uitzichtspunt gemaakt
om uit te kijken op de Amstel met een smeedijzeren hekwerk, waar later een veranda van werd gemaakt.
Jacob Hop stierf in dec. 1776. Zijn enig kind Sara Agatha Hop was al eerder overleden na een kortstondig huwelijk met J.M.van Pabst van Bingerden (in 1769 stads-secretaris), die haar 48 jaren
overleefde. Hun drie kinderen (Rudolph Willem Jacob van Pabst, staatsraad, Geertrui, gehuwd met W.H.A.C. Baron van Heeckeren van Kell, en Antonia Jacoba Margarita, gehuwd met J.C.E van Lijnden,
maakten in 1801 een gedeeltelijke boedelscheiding, waarbij sommige goederen, als de huizen in de Nieuwe Doelenstraat, in onverdeeld bezit bleven, doch bij een tweede boedelscheiding, in 1825 werden
ze toebedeeld aan de Barones Geertrui van Heeckeren van Kell.
Een volgende nieuwe eigenaar was de makelaar Thomas Sowder Reinhold, gehuwd met Johanna Struijk, die in 1858 nummer 16 voor tien jaar verhuurde aan sigarenhandelaar Apollo Johannes Reijnvaan (1806-1889) voor
fl. 1700,-. Apollo Johannes Reijnvaan is twee maal getrouwd, eerst in 1836 met Maria Cornelia van de Poll (1814-1854). Uit dit huwelijk worden negen kinderen geboren waarvan er vijf meerderjarig worden:
Clara Catharina Elisabeth Reijnvaan (1842-1916), Johanna Pauline Reijnvaan (1844-1920) (zij was verpleegster en adjunct-directrice in het Buitengasthuis en in het Wilhelmina Gasthuis. In 1880 was zij de
zevende vrouw die het Zilveren-Kruisdiploma behaalde. Van de verpleegstersopleiding die ze in Amsterdam opzet, neemt ze zelf het praktische onderwijs voor haar rekening.), Frederika Elisabeth Reijnvaan
(1845-1897), Jacoba Elisabeth Reijnvaan (1851-1926) en Maria Cornelia Reijnvaan (1854-1926). Na het overlijden van Maria Cornelia hertrouwd hij in 1856 met Catharina Elisabeth Hachmeester Eekhout
(1833-1911). Uit dit huwelijk worden drie kinderen geboren: Joan Willem Reijnvaan (1857-1941), Catharina Elisabeth Reijnvaan (1859-1929) en Pauline Johanna Reijnvaan (1861-1925).
Ook het huis op 18 ging naar Thomas Sowder Reinhold en was voor fl. 1100,- verhuurd aan G.H.Matthes.
18
Jan van Hoorn, een buskruitmaker, had het onbebouwde erf voor fl. 3030,- gekocht en deed het over aan de stadssecretaris Frederik de Vries die het liet bebouwen. Het huis zou vanaf de bouw in 1635
zijn bewoond door Rembrandt en Saskia van Rijn kort na hun huwelijk. Bewijs hiervoor is terug te vinden in een brief aan Constantijn Huygens. Maar er zijn ook bronnen die duiden op zijn verblijf
op nummer 20, waar nu Café de Jaren zit. Rembrandt vond de atelierruimte te bekrompen en zocht iets anders wat resulteert in een verhuizing naar de Zwanenburgerstraat 41 in 1638.
In opdracht van de toenmalige stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647) schilderde Rembrandt hier in elk geval de laatste van vijf werken in een serie: De oprichting van het kruis, De afneming van het
kruis, De graflegging, De opstanding en De hemelvaart.
Het kleinere huis, dat De Vries op het oostelijk deel van zijn eigendommen liet bouwen, verkocht hij in 1638 en wel aan Thomas Cave en Eduart de Man, executeurs van het testament van Daniël van Haringhoeck, koopman op de Kloveniersburgwal, tegenover de Kloveniersdoelen. In dit testament werd fl. 2000,- aan de armen van de Nederlands Gereformeerde Kerk te Amsterdam vermaakt, fl. 2000,- aan de armen van de Engelse Kerk en fl. 2600,- aan de armen van de Franse Kerk. Als universele erfgenaam werd zijn zuster Maria van Santen-Haringhoeck benoemd. De executeurs moesten de gehele nalatenschap liquideren en alles beleggen in vastgoed, toebehorende aan mevrouw Van Santen maar onvervreemdbaar, zodat zij genoegen moesten nemen met de renten. Het pand werd bij de verkoop beschreven als belend aan de oostzijde (nr.20) aan Joannes Wybrands en aan de westzijde aan Frederik de Vries. Het perceel liep niet door tot aan de Binnen-Amstel, maar strekte van voor aan de straat tot achter aan het erf van De Vries (wiens eigendom er dus achterlangs liep). Het huis bleef een eeuw lang in het bezit van de Erven Haringhoeck. De eerste bezitster had twee kinderen: Daniël van Santen, wiens kleindochter Elisabeth Margarita gehuwd met Baron Frederik Christoffel von Knuth (1715-1794), ten slotte de enige eigenares was van de helft van het huis, en Maria, gehuwd met Gerrit Blankevoort, wier erven recht hadden op de andere helft. Zij deden afstand van hun recht op het huis in de Doelenstraat ten gunste van Jan Willem van der Merwede (1680-1720), oudste zoon van Adriaan Willem van der Merwede en Gerrit’s dochter Elisabeth. Hij is gehuwd met Anna Geertrui van Reede (1687-1740). Hun 3 kinderen erfden de helft in het huis. Doch de Baron von Knuth wenste het gaarne te verkopen. De douarière Van der Merwede en haar kinderen waren het daar volmaakt mede eens. Ook was er een koper. Het gehele huis, waarvan zekere Brunet de laatste huurder was geweest, ging 14 Juni 1736 voor fl. 11.300,- over aan Cornelis Hop, die al eigenaar was van het belendende en er achterom lopende huis op nummer 16, waar Frederik de Vries had gewoond.
16-18
Na Reinhold’s dood kocht Reijnvaan, in 1863, de beide huizen voor fl. 39.000,- te samen. Ze werden in 1876 in de vennootschap A.J.Reijnvaan ingebracht, die hier de omvangrijke importzaak van fijne
Havana-sigaren voortzette. G.H.Matthes was intussen overleden en de familie Reijnvaan had sinds 1876 de beide huizen voor zaak en bewoning in gebruik. Na 1890 werd 16 woonhuis en werd 18 in gedeelten
voor kantoorlokalen verhuurd.
Op 18 juni 1904 werden beide panden 16 en 18 door J.M.Reijnvaan voor fl. 95.000 verkocht aan Antonius Wilhelmus Mari Mensing (1866-1936), directeur van de bekende kunsthandelsfirma Frederik Muller & Co. Dit bedrijf was sinds 1888 gevestigd in de Nieuwe Doelenstraat 10. Dit ruime perceel werd voor de in aantal en omvang toenemende kunstveilingen van Frederik Muller & Co. te klein. Hierom werd besloten tot de bouw van een grote veilingzaal die aan alle hedendaagse eisen moest voldoen, waarvoor de beide kolossale achterhuizen van 16 en 18 moesten plaats maken. Architectenbureau J.G. en A.D.N. van Gendt maakt in 1905 een ontwerp waarbij de nieuwe veilingzaal aan de Amstel een neo-classicistische gevel krijgt. Tijdens de verbouwing werden de vier balkenzolderingen met 17de-eeuwse beschilderde balkenplafonds herontdekt. Het voorhuis van 16, met zijn geschilderde plafonds, bleef behouden en diende tot toegang van de veilingzalen. In het voorste gedeelte van 18 zette de firma Reijnvaan als huurster, hun bedrijf voort.
Het Nieuws van den Dag schreef in oktober 1905:
Door de fraaie corridors en de hooge middenhal bereikt men de hoog gelegen veiling- en expositiezaal aan den Amstelkant, een prachtige ruimte van 300 M² oppervlakte met een hooge lantaarn voor
bovenlicht en enorme ramen die een heerlijk uitzicht geven over de breede rivier. Het spreekt wel vanzelf dat de zaal op de meest doelmatige wijze is ingericht, gestoffeerd en voorzien van
avondverlichting. Onder deze zaal ligt een tweede van gelijke grootte, met bestemming voor hetzelfde doel of voor tijdelijke berging.
In 1953 volgt een volgende verbouwing ditmaal geïnitieerd door Bernardus Franciscus Marie Mensing die sinds 1929 mede-directeur was van veilinghuis Frederik Muller & Co.
De Universiteit van Amsterdam (UvA) wordt in 1961 eigenaar van het pand. Ze brengt in de voormalige veilingzaal het Universiteitstheater onder. Om het pand brandveilig te maken zijn er gipsplaten
en ventilatieschachten aangebracht waardoor een groot deel van het balkenplafond weer aan het zicht is onttrokken. Enkel in de entree en de naastgelegen ruimte van het huidige secretariaat is het
plafond nog goed te zien. Hier heeft de UvA de beschilderingen in 1969 laten restaureren. Ze zijn van hoge kwaliteit en voor de Amsterdamse architectuurgeschiedenis van buitengewoon groot belang.
In Amsterdam is geen ander voorbeeld van dergelijke beschilderingen bewaard.
De renovatie van 1965 heeft daar geen bijdrage aan kunnen leveren want ‘ooit was er een plan om het plafond weer in ere te herstellen door studenten van de opleiding conservering en restauratie,
als zijnde een studieproject'. Helaas is dit verzoek door Huisvesting van de UvA afgekeurd vanwege de kosten en vanwege de twijfels over het bestemmingsplan van het theater.’
Na de renovatie zouden zowel de ‘economische’ als de ‘dramatische’ studie er hun intrek innemen. Er moesten collegeruimtes komen en ook een theater. De voormalige veilingzaal werd ingericht naar
het idee van toneelontwerper Wim Vesseur (1919-1977). Vesseur slaagde er erg goed in om de verschillende theatervormen hier in het klein te integreren. Zo is het theater eenvoudig om te bouwen naar
verschillende theatervormen als de Griekse en Romeinse theaterstijlen, maar ook de beroemde Shakespeareaanse theaterstijl en zelfs de populaire ronde speelstijl (la ronde) uit de jaren zestig.
De toenmalige hoogleraar theaterwetenschap Benjamin Hunningher (1903-1991) stond erop dat het theater zo modulair mogelijk werd ontworpen voor de studenten om theater te kunnen maken. ‘Op die
manier wilde hij de studenten laten ervaren wat het hele proces van idee, naar tekst, naar voorstelling eigenlijk inhoudt en vanuit dat vertrekpunt ze de verschillende theatervormen laten bestuderen.’
De zaal is sinds 1969 in gebruik als universiteitstheater en tevens als collegezaal.
Bronnen:
wikipedia.nl
amsterdamopdekaart.nl
Huizen Doelenstraat 16 en 18; Jaarboek Amstelodamum 6 (1908): p.84-92
amsterdam-monumentenstad.nl