Buiksloterham
Klik op een foto voor een grote afbeelding en meer info.
Buiksloterham water Buiksloterham water

Amsterdam Noord wordt van Amsterdam gescheiden door het IJ, een zeearm van de Zuiderzee ontstaan door een stijging van het zeeniveau tussen 1100 en 1300. Het werd een aanzienlijk bredere stroom, met eb- en vloedbeweging, dan het nu is. Aan de stadzijde klotste het IJ tegen wat nu de Prins Hendrikkade is. Aan de noordzijde werd rond 1300 de Waterlandse zeedijk aangelegd ter bescherming van Waterland tegen het buitenwater van de Zuiderzee en het IJ. De Waterlandse zeedijk kreeg namen als Durgerdammerdijk, Schellingwouderdijk, Nieuwendammerdijk, Buiksloterdijk, Landsmeerderdijk en Oostzanerdijk. Een grafelijk besluit van 1393 gaf Amsterdam zeggenschap over de buitendijkse landtongen Nes en Volewijck. De landtong Volewijck stak ver in het IJ ter hoogte van, aan de stadszijde, de Martelaarsgracht . De landtong Nes lag westelijker. Het water tussen beide landtongen staat op oude kaarten als ‘Den Ham’. Een Ham heeft de betekenis bocht of inham, een hoek aangeslibd land en een aan water gelegen weiland. Alle drie de betekenissen blijken hier van toepassing. Tot 1832 is het een inham.

Buiksloterham polder Buiksloterham polder

In 1832 werd een dam van rijshout tussen de Volewijck en de Nes langs het diepere deel van het IJ aangelegd. Deze dam voorkwam het terugzakken van de modder in het IJ. De zo ontstane polder werd opgehoogd met modder afkomstig van het uitbaggeren van de havens en grachten en de aanleg van het Oosterdok, het Westerdok en het Entrepotdok. De grond lag voor het dijkdorp Buiksloot en ging daarmee Buiksloterham heten. Op gelijke wijze ontstond aan de oostkant van de Volewijck de Nieuwendammerham. In 1840 is de rijshouten dam vergaan, maar de definitieve bedijking zal tot 1848 op zich laten wachten. 1848 is het jaar dat er in Europa grote onvrede heerst over werkeloosheid ten gevolge van een lage economische bedrijvigheid. Ook in Amsterdam is hiervan sprake. Om de onrust onder de lagere sociale klassen te sussen collecteerde de gemeente bij particulieren om als werkverschaffingsproject de Buiksloterham in te polderen en te dempen. Een jaar later was het geld op, terwijl de Buiksloterham nog niet volledig was gedempt. Nu kwam ter sprake met welk middel de drooglegging zou worden uitgevoerd. Een vijzelmolen zou f 30.000,- kosten, terwijl de heren P.van Vlissingen en Dudok van Heel aanboden een stoommachine te bouwen voor f 18.540,-. Een beslissing in dit vraagstuk heeft de raad echter nooit hoeven te nemen, want in zijn vergadering van februari 1850 werd op voorstel van het lid Spengler besloten de polder te veilen waardoor een particulier de watervlakte kon gaan droogleggen.

Buiksloterham polder Buiksloterham, Nieuwendammerham

Franciscus Wessellus Josephus (Frans) Beukman (1783-1867) was herenboer. Zijn grote boerderij stond ongeveer op de plek waar nu de voormalige St.Ritakerk aan het Hagedoornplein staat. In 1840 had Frans het eilandje Den Horn in het IJ gekocht en zijn zoon Ludovicus Beukman was er met zijn vrouw Tecla Appelman gaan wonen. Tot de inpoldering door de Kanaalmaatschappij heeft hij daar met zijn gezin, zijn broer Thomas, een gouvernante en dienstmeid geboerd. Vandaar vertrokken zij in 1867, na het overlijden van Frans, naar de Buiksloterham. Deze polder was op 31 Maart 1851 door Frans Beukman voor fl. 85.000,- gekocht met de reeds uitgevoerde werken en de concessie tot droogmaking. Hij liet de droogmaking uitvoeren met een stoommachine met twee pompen, die geplaatst werd aan het IJ nabij de Buiksloter Veerhaven. In 1854 en 1862 liep de polder nog eens onder water. De Buiksloterhampolder was 224 hectare groot en had een traditionele structuur van een middenweg (Hagendoornweg en in verlengde Hagendoornweg) met haaks daarop gelegen kavels.
Na de afsluiting van het IJ in 1872 kwamen deze overstromingen niet meer voor. De aanleg van de Oranjesluizen zorgde er immers voor dat er geen open verbinding meer was met de toenmalige Zuiderzee en daarmee dat er geen problemen meer ontstonden als gevolg van stormvloeden. Economisch was de nieuwe polder geen succes. Hier en daar startte iemand een boerenbedrijfje. Maar de 200 hectare grote polder bleef afgezien van enkele grote baggerstortplaatsen tientallen jaren lang voor een groot deel leeg. Rond 1900 waren er zes boerenbedrijven in de polder gevestigd, die tezamen circa 40 hectare weiland met grazende koeien hadden.

Buiksloterham, Nieuwendammerham Volewijck, Tolhuis, Obeltbadhuis

De gemeente Buiksloot meende in 1877 dat zij bestuurlijk recht kon doen gelden op het gebied. Bij Koninklijk Besluit in 1821 was besloten dat de noordgrens van de gemeente Amsterdam langs de noordoever van het IJ zou lopen. Met de aanleg van Buiksloterham was deze oever in zuidelijke richting verlegd. Amsterdam vond dit, na alle kosten en inspanning, geen eerlijke zaak en beriep zich bovendien op de afspraken uit 1393 waarbij het buitendijkse land aan Amsterdam was toegewezen. Bovendien was de belangstelling vanuit Amsterdam voor de polder sterk toegenomen door de grote bevolkingsgroei en gebrek aan terreinen voor woningbouw en industrie. Een regeringsbesluit in 1877 voegde de Buiksloterham definitief bij Amsterdam. Omstreeks 1878 was aan de zuidzijde van de dijk rond de Buiksloterham nog een strook buitendijks land aangeplempt. Terwijl de Buiksloterham nog als landbouwgrond in gebruik was, vestigden zich op deze strip, van de polder gescheiden door het Tolhuiskanaal, de eerste bedrijven aan de Grasweg. Tot 1901 was de vestiging van bedrijven niet aan planologische banden gelegd. Indien met de eigenaar van de grond tot overeenstemming viel te komen, kon een bedrijf zich overal vestigen.

Buiksloterham, Nieuwendammerham Buiksloterham ontwikkeling

De erfgenamen van Beukman zorgden er voor dat de polder in 1879 bestuurlijk zelfstandig werd, een situatie die duurde tot 1910. Beukman was eerst de enige eigenaar maar door vererving waren dat in 1879 negen eigenaren. In 1883 begint de gemeente Amsterdam stukken grond terug te kopen. Door de economische bloei zag Amsterdam zich genoodzaakt voor haar industriële expansie uit te wijken naar terrein buiten de overvolle stad en bovendien tot een gestructureerde uitgave van deze terreinen over te gaan. Het was Johan van Hasselt, directeur van de gemeentelijke Dienst Publieke Werken, die in 1900 een ontwerp maakte voor de ontwikkeling van deze grote lege polder. In dit ontwerp was veel ruimte voor wonen en werken en zelfs voor een brug over het IJ. Het plan van Van Hasselt werd verder uitgewerkt. De polder werd voornamelijk bestemd voor zware industrie en havengebonden bedrijvigheid en fabrieken die gevaar voor brand of de gezondheid opleverden. De lage grondkosten en de gunstige ligging aan het IJ maakten het voor particuliere bedrijven aantrekkelijk zich hier te vestigen. De brug moest wel betaald worden uit de opbrengsten van de erfpacht, de lage erfpacht maakte dit onmogelijk en de brug werd op de lange baan geschoven. Ter compensatie werd de kettingpont van CS naar Volewijck gratis.

Ericadorp, Obeltbadhuis Ericadorp, Van der Pekbuurt

In 1905 besloot de gemeente de terreinen in Buiksloterham in vervolg niet meer te verkopen, maar in erfpacht uit te geven. Stadsingenieur J.G.van Niftrik was de mening toegedaan dat er in het gebied alleen een uitbreiding mogelijk als er een kanaal werd aangelegd, zodat de scheepvaart op het IJ kon worden omgeleid en er een vaste verbinding met het stadscentrum mogelijk werd. Zonder deze verbinding, alsmede een rechtstreekse aansluiting op het spoorwegnet, zou de ontwikkeling van de overzijde van het IJ gedoemd zijn te mislukken. Zodoende werd in 1908 begonnen met het graven van het Hoofdkanaal West, nu Johan van Hasseltkanaal West. Voorts zou hier en daar een dorp worden gesticht voor de toekomstige arbeiders. In 1918 startte de bouw van Disteldorp gevolgd door de Van der Pekbuurt en Tuindorp Buiksloterham (Floradorp). Het streven hierbij was om arbeiders uit verpauperde volksbuurten die hier werkten zo dicht mogelijk bij hun werk te huisvesten. Dat scheelde de aanleg van een dure oeververbinding. Vooruitlopend hierop was in 1916 tussen Grasweg en IJ het nooddorp Obelt gebouwd met 306 woningen, ook bekend als Ericadorp en als de ‘sinaasappelkistjes van Wibaut’. De geplande levensduur was 12 jaar en was al te hoog gegrepen, toch werden ze pas in 1929 afgebroken door ze in brand te steken. Ze waren bedoeld voor de leniging van de woningnood mede ontstaan door de komst van duizenden Belgische vluchtelingen ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog. Vanaf de jaren 20 tot na de Tweede Wereldoorlog lag ook woonschool Asterdorp in de Buiksloterham. Dit was een buurtje voor 'asocialen', ver weg van de bewoonde wereld, die moesten leren wonen.

Buiksloterham, Van der Pekbuurt, Floradorp Ericadorp, Obeltdorp

De gemeente twijfelde voortdurend over de financiële haalbaarheid van de plannen. Grote investeringen in het gebied bleven hierdoor uit, waardoor de industrie wegbleef en de uitvoering van het uitbreidingsplan al in 1910 stagneerden. Delen van het plan werden gewijzigd, zoals de verplaatsing van de Willemsluizen, waardoor het hoofdkanaal niet werd voltooid. Bovendien werden woningen gebouwd op plaatsen die voor industrie waren bestemd. Door alle wijzigingen die plaatsvonden werd het uitbreidingsplan door de toenmalige directeur van Bouw- en Woningtoezicht, J.C.W.Tellegen in 1914 herzien. ln het nieuwe plan was onder andere meer ruimte gereserveerd voor wonen. Het doortrekken van het hoofdkanaal werd definitief achterwege gelaten, waardoor twee doodlopende kanalen ontstonden, het Hoofdkanaal (later Johan van Hasselkanaal) Oost en West. Daarnaast werd er een terrein voor tentoonstellingen gepland in de Buiksloterham en een park langs het Noordhollandsch Kanaal. Maar het gemeentebestuur bleef overheerst door twijfels of de investeringen aan de overzijde wel de verwachte opbrengsten op zouden leveren, waardoor de plannen steeds inconsequent werden uitgevoerd. In de jaren na de herziening van het uitbreidingsplan lagen grote delen van de Buiksloterhampolder, op een enkel bedrijf na, nog steeds braak.

Buiksloterham bebouwd Buiksloterham

Omstreeks 1920 nam het aantal bedrijven verder toe, waarop men besloot de infrastructuur te verbeteren door de Buiksloterveerhaven te verbinden met het Buiksloterkanaal en tevens het Papaver- en Buiksloterhamkanaal te gegraven. Tussen de Grasweg en de Tolhuistuin werd een nieuwe brug gebouwd. De Buiksloterham werd geleidelijk verder opgehoogd en bouwrijp gemaakt en het aantal industriële bedrijven groeide uit naar het noorden en westen van de polder. De percelen die werden uitgegeven aan de noordzijde van het Johan van Hasseltkanaal West waren groter dan die aan de Distel- en Asterweg. Hier kwamen bedrijven die veel ruimte nodig hadden, zoals de Amsterdamse Vuilverbrandingsinstallatie en de Elektriciteitscentrale Noord. Eerste gebruikers van het terrein aan de Grasweg waren de stoomhoutzagerij N.V. Javasche Bosch Exploitatie Maatschappij en de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij (ADM) die overigens tegen het eind van de 19de eeuw naar de Nieuwendammerham verhuisde. In 1918 werd de ELTA (Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam) gehouden. Deze vormde het startpunt van de industriële activiteiten met de komst van de Fokker-vliegtuigfabriek in 1919. De fabriek bleef hier tot 1951 aanwezig.

Buiksloterham Buiksloterham

Tijdens de Tweede Wereldoorlog in juli 1943 vonden er drie bombardementen plaatst in Amsterdam-Noord uitgevoerd door de geallieerden. Het was tevens het zwaarste bombardement dat Amsterdam in de oorlog te verduren kreeg. Deze luchtaanvallen waren gericht op de vliegtuigfabriek van Fokker aan de Papaverweg. Twee van de drie aanvallen misten het doelwit, waardoor de bommen terecht kwamen op de omliggende woonwijken. De ravage was enorm. In totaal kwamen ruim 200 mensen om, dit waren vooral burgerslachtoffers. In de Tweede Wereldoorlog was het gebied tot drie maal doel van bombardementen waarbij aanzienlijke schade werd aangericht.
In de 70-er jaren viel voor veel scheepsbouwbedrijven en aanverwante bedrijven het doek waardoor grote leegstand en verloedering ontstond. In de jaren 80 is een beleidsplan voor de revitalisering van het gebied opgesteld. Tot eind jaren negentig bestond echter onduidelijkheid over de toekomst van Buiksloterham vooral omdat de denkbeelden van centrale stad en stadsdeel Amsterdam-Noord niet overeen kwamen.

Buiksloterham

In 2005 is er toch overeenstemming en een Projectbesluit Buiksloterham. Hierin zijn de ruimtelijke, programmatische en financiële kaders van het plangebied globaal omschreven. In 2006 volgt het lnvesteringsbesluit, waarmee 'gemeentelijke gelden' werden vrijgemaakt voor de aanleg van de noodzakelijke infrastructuur en openbare ruimte.
Er wordt geen stedebouwkundig plan uitgewerkt voor de Buiksloterham. Aan de hand van een aantal randvoorwaarden en spelregels wordt er ruimte geboden aan diverse initiatieven voor de invulling van het gebied met een sturende rol voor de gemeente. De reden voor deze transformatiestrategie is gelegen in de versnippering van grondeigendommen en het voorkomen van gedwongen verplaatsing van bedrijven. Dit heeft onder meer tot gevolg dat een groot deel van waterkant niet openbaar toegankelijk wordt (waaronder de IJoever), doordat de percelen/kavels tot aan het water lopen en/of een bedrijfsbestemming behouden blijft. In het geval van de IJoever betekent dit dat de groene oever in het plan Overhoeks niet kan worden doorgezet.
De ‘oude’ bedrijvigheid heeft op veel plaatsen voor bodemverontreiniging gezorgd die natuurlijk eerst opgeruimd moet worden. Tevens is onderzoek gedaan naar onontplofte bommen (blindgangers) uit de Tweede Wereldoorlog die in de bodem van Buiksloterham zijn achtergebleven.

Buiksloterham

Opvallend in de Buiksloterham is de veelvuldige toepassing van een woonconcept waarin het begrip condominium wordt toegepast. Condominium (privaat woondomein) is een verzamelnaam voor woonvormen waarin het individuele eigendom van een wooneenheid gecombineerd wordt met het gedeelde eigendom van gemeenschappelijke ruimten, interesses en/of voorzieningen. Het nadeel hiervan kan zijn dat deze woonvorm een bedreiging vormt voor de kwaliteit van de openbare ruimte, omdat deze minder toegankelijk wordt.

Meer lezen:
Asterdwarsweg 10, Asterdorp
Badhuiskade
Badhuisweg
Bercylaan
Buiksloterkanaal: Badhuiskade; Grasweg; IJpromenade
Bundlaan
Céramiquelaan
Grasweg
Hammarbystraat
Hetty Blokstraat 2-92
Hetty Blokstraat 5
IJpromenade
Klaverweg (voorheen)
Ko van Dijkhof
Obelt Badhuis
Obeltdorp (Ericadorp): Grasweg; Obeltdorp
Overhoeksparklaan
Overhoeksplein
Spadinalaan
Water en Amsterdam (interview School of Wind and Waves)

Voor het laatst bewerkt:

Bronnen:
wikipedia.nl
Rondom Volewijck en Tolhuis, J.A.Groen jr.
Papaverwerf wonen, werken en recreëren in de Buiksloterham, T.J.de Laat 2009
amsterdam.nl/projecten/buiksloterham
aga-museum.nl
google earth